-2-
wel eens het punt van het vragen van het onmogelijke bereiken. Dat dreigt te
meer omdat op de schaal van ons gemeentelijke apparaat van eenieder ook zijn
bijdrage wordt verwacht in de uitvoerende taken, die moeten worden verricht.
Een voor de hand liggende vraag mijnerzijds na het voorgaande zou misschien
kunnen zijn de vraag aan u om u te beperken met het doen van suggesties. Die
vraag acht ik echter niet op zijn plaats vanwege uw gezamenlijke verantwoorde
lijkheid als Raad voor een goed bestuur van onze gemeente en vanwege de kwa
liteit van de ideeën. Ik meen er echter wel op te moeten wijzen dat overbe
lasting van degenen die met uw gedachten verder gaan werken wel eens dichterbij
zou kunnen liggen dan u vermoedde.
Dit laat onverlet dat op de inzet en loyaliteit van het gemeentelijke apparaat
gerekend zal kunnen worden en dat is maar goed ook, want het is voor full-time
bestuurders al niet meer mogelijk om zelf door de enorme hoeveelheid leesstof
heen te komen, laat staan dat de part-time bestuurders dat nog zouden kunnen.
Daarom zullen de beleidsadviezen met betrekking tot allerlei zaken u weer in
de gelegenheid moeten kunnen stellen om de goede besluiten te nemen.
Van de in het begin aangehaalde door de hogere overheden aangedragen taken is
er - als de voortekenen niet bedriegen - één zeer ondankbare bij. Ik doel
daarbij op de werkzaamheden rond het Streekplan West-Brabant.
Het bestuurlijk overleg waartoe het provinciaal bestuur de gelegenheid biedt
is voor onze gemeente van eminent belang. In de loop van de afgelopen jaren
zijn we vertrouwd geraakt met het wijzigen van de inzichten die ontstonden met
betrekking tot de ruimtelijke ordening.
In eerste instantie betekende bij het streven naar gebundelde deconcentratie
deze verandering voor onze leefgemeenschap zeker geen kwantitatieve teruggang
omdat wij behoorden tot de stadsregio Roosendaal. De verandering ging echter
verder en leidde tot beleidsbeslissingen op landelijk niveau waarmee de groei
steden hun intrede deden en de bundeling dus in een veel enger gebied werd na
gestreefd dan de stadsregio's uit het bestaande streekplan.
De nuancering die de gewestraad van ons streekgewest hierop heeft willen aan
brengen heeft, als wij nu kennis nemen van de ruimtelijke hoofdstructuurde
bureaus van de plannenmakers niet bereikt of deze hebben aan die uitspraak
volstrekt geen waarde willen toekennen.
In die ruimtelijke hoofdstructuur is onze gemeente een groeifunctie toegekend
in de groeiklasse 3, wat betekent dat de toeneming van de woningvoorraad ten
hoogste gelijk mag zijn aan wat op basis van de per saldo natuurlijke gtoei van
de gemeente nodig is. Dit betekent dat de bestaande woningnood nooit wordt in
gelopen, ja zelfs nog zal worden vergroot door de afneming van de gemiddelde
woningbezetting.
Het perspectief dat hieruit voortvloeit voor met name de jonge mensen in
onze gemeente is, dat zij, indien zij zijn aangewezen op huurwoningen, slechts
met inachtneming van enorme wachttijden binnen hun eigen gemeente een woning
zullen kunnen vinden. In de praktijk betekent dit dat de woningzoekenden van
de toekomst verwezen zullen moeten worden naar de nieuwe uitbreidingen van onder
andere Roosendaal.
Ik vraag me daarbij wel af wie straks de woningen gaat toewijzen. Die vraag
dient zich bij mij aan omdat daarvan afhankelijk kan zijn of ook onze menBen
op een verantwoorde wijze aan bod zullen komen voor een woning maar tevens om
dat ik met degenen die voor deze taak zullen worden gesteld te doen heb.