-34-
geeft men de stichting de ruimte zelf daaraan vorm te geven en het eigen beleid
uit te voeren. Hij wil voorstellen de subsidieverordening vast te stellen. Hij
zou de begroting, voorzover deze betrekking heeft op de subsidie aan S.O.J.O.
voor het jaar 1978 niet willen wijzigen en deze open willen laten tot dat er met
S.O.J.O. overleg is geweest. Hij zou willen pleiten om in deze raad opnieuw aan
de orde te stellen het subsidieverzoek over 1977 en gelijktijdig het verzoek om
investeringssubsidie van 25-7-78 waarbij wellicht als basis van de subsidie over
1977 een geanalyseerde liquiditeitsoverzicht kan dienen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt zich niet in dit debat te willen mengen ware het niet
dat hij verschrikkelijk veel problemen heeft met de gedachte dat men op dit mo
ment op de goede weg is. Het is geen schande wanneer men te elfder ure tot de
conclusie komt dat een aanvankelijk gelanceerde gedachte toch problemen in zich
draagt. Zijn fractie heeft dat te elfder ure gedaan. Niet om op enigerlei wijze
dwars te drijven of opositie te plegen maar omdat men stellig van mening is dat men
op een foute weg zit. Wanneer gezegd wordt dat deze verordening wel geschikt is
om S.O.J.O. te subsidiëren dan zegt hij dat men blind is. Ziet men dan niet dat
deze verordening ook qua geest is vastgesteld en gestuurd in de richting van de
normale en gebruikelijke verenigingen. Niet alleen artikel 6 naar ook artikel 2,
de leden f en g, zeggen duidelijk - dat is ergens de kern van deze verordening -
wat de maatstaf is voor hetgeen men een vereniging vindt. Dat is minimaal 25
leden. Een stichting heeft geen leden. Ook S.O.J.O. iheeft geen leden. Dat be
tekent gewoon dat men naar zijn overtuiging ziende blind is wanneer men doet
alsof S.O.J.O. wel onder deze verordening zou kunnen passen. Er zijn hier meer
redenen voor. Denk bijvoorbeeld aan een van de essentiele onderdelen van deze
verordening, te weten dat de subsidie behalve een grondbedrag een bedrag per lid
bedraagt. Die leden zijn er niet. Dat is de grondslag van deze verordening. Nu^
doet men hier gewoon alsof men kan zeggen dat men ook bedoeld heeft, een vereni
ging, die stichting heet en geen leden heeft. Dat is een misvatting, die
tegen de geest en letter van de verordening is. Tegen de geest vindt hij in dit
geval veel belangrijker. Daarnaast is het verschrikkelijk duidelijk aantoonbaar
dat deze club niet te vergelijken is met een vereniging maar bijzonder goed met
andere subsidiabele instellingen, zoals bibliotheek, muziekschool etc. Dat
karakter draagt deze club. Wat is er dan op tegen behalve halsstarigheid om dat
te erkennen en om die club langs die weg te gaan subsidiëren? Dan blijft men
met het vraagstuk zitten of men te veel in het beleid van S.O.J.O. treedt.
Gaat men ze op een of andere wijze niet beknotten in hun eigen mogelijkheden?
Hij zegt dat men dat inderdaad min of meer gaat doen met die subsidiekraan.
Er zit wel een vrij groot verschil tussen de eerder genoemde bibliotheek en
muziekschool en S.O.J.O. De bibliotheek en muziekschool_moeten het voor een heel
groot gedeelte :c n activiteiten hebben van die subsidie, terwijl het bij
S.O.J.O. maar voor een zeer beperkt gedeelte van hun uitgaven en inkomsten zal
gaan om subsidie. Dat verschil zit er wel in. In essentie zijn die clubs gelijk
en dienen zij op gelijke wijze behandeld te worden. Wanneer S.O.J.O. bereid is
- dat is zo - om een meerjaren-beleidsplan neer te leggen, en wanneer S.O.J.O.
bereid is begrotingen op basis van het beleidsplan samen te stellen en middels
een ingehuurde boekhouding rekeningen bij de raad op tafel te leggen, dan zegt
hij: Wat zijn we nu in's hemelsnaam aan het doen; waarom moeten we S.O.J.O.
persé neerzetten op een plaats waar S.O.J.O. niet thuishoort. Dat ontgaat hem
ten ene malen.
De VOORZITTER zegt met betrekking tot de vraag of de verordening wel of met
geldt dat het inderdaad zo is dat stichtingen geen leden hebben. Zij worden daar^
desondanks genoemd als vallende onder het werkingsterrein van de verordening. Hij
moet zeggen dat hij er niet aan twijfelt dat S.O.J.O. er onder kan vallen.
Juridisch gezien. Het college van burgemeester en wethouders heeft zich bij de
voorbereiding van de besluitvorming op dit voorstel heel goed gevonden in de
uitgangspunten van de subsidiecommissie. Men heeft gezegd niet in het exploitatie
tekort te moeten subsidiëren. Het beleid van S.O.J.O. moet men bij S.O.J.O. laten.Men
roet ook geen ünsubsidiabele activiteiten subsidiëren. Daarmee wil men niet
zeggen dat men een keuze doet tot in lengte van jaren, Het is zeer wel mogelijk dat