-32- Problemen in die zin om dat allemaal te bemannen» Niet alleen in mankracht maar of men dat kan bemannen in die zin dat een bestuur in alles zinvol kan partici peren» Men kan niet als bestuurder overal induiken en daarmee zinvol participeren. Hij zegt niet dat het persé niet kan of hoeft. Hij ziet hier bij alleen maar vraagtekens. De heer Rennings heeft het gras voor zijn voeten weggemaaid daar hij het had over inhoudelijke zaken. De brief van S.O.J.O. van 16 januari heeft hij in ieder geval positief gewaardeerd. In zoverre gelooft bij in een betere gefundèeiide benadering voor de toekomst. Het lid DEN BRABER zegt dat hij de redenering dat in de verordening rekening gehouden wordt met organisaties, die gelijk te stellen zouden zijn aan vereniging en, niet helaaal kan volgen. Artikel 2 heeft het voortdurend in de leden f en g over leden. Artikel 6 zegt uitdrukkelijk wat leden zijn. Als S.O.J.O. leden zou hebben - en er zijn mensen die contributie betalen - dan voldoen zij zeker niet aar artikel 6. Aangezien dit een algemene bepaling is kan naar zijn mening S.O.J.O. niet in de verordening ingebracht worden. Dat is ook de reden dat hij sinds de vergadering van de subsidiecommissie van mening veranderd is. De heer Kop Jansen kan daar wel verwonderd over doen. Hij heeft zich nader ge oriënteerd. Afgelopen dinsdag heeft hij voordat hij met zijn fractievoorzitter S.O.J.O. zou bezoeken een andere vergadering bezocht waar hij heeft moeten consta teren dat zowel heel de raad ten aanzien van het beleid van de buitenlandse werk nemers van mening is veranderd. Ten aanzien van het model dat hij voorstelt om S.O.J.O. te subsidiëren wordt door de voorzitter en door de heer Rennings in gebracht dat dat de onafhankelijkheid van S.O.J.O. zou aantasten. S.O.J.O. is best bereid wat ruimte te geven in het beleid. Dat is ook de kritiek die men heeft. S.O.J.O. zegt in de brief dat men beleid wil en geen fooi. Dat is het open jongerenwerk ook eigen; het is openbaar. Hij dacht dat in het kader dat S.O.J.O. geschapen heeft, het heel goed mogelijk is om te participeren. Men kan ook stellen dat de onafhankelijkheid aangetast wordt door het stellen van voorwaarden ten aanzien van het minimum aan de contributie, het financieel beheer en dergelijke. Van alle fractie hoort hij dat men alle waardering heeft voor het werk van S.O.J.O. Is het dan zo moeilijk om dit om te zetten in een beleid zo vraagt spreker. S.O.J.O. heeft heel wat tot stand gebracht. Laten we dit nu samen met S.O.J.O. verder uitbouwen. Oudenbosch ontbeert nu nog steeds een goed jeugdbeleid. S.O.J.O. is voortdurend bezig met zeer moeilijke jongeren. De heer Kop Jansen geeft hem eigenlijk een aanreiking door te stellen: hoe moet het met de toekomstplannen. Nu hij denkt dat men de toekomstplannen van S.O.J.O. helemaal niet kan subsidiëren volgens het model dat in dit preadvies vervat is. Toekomstplannen kan men alleen subsidiëren, wanneer men dat meeneemt in beleids plannen en daarbij behoorlijke financiële mogelijkheden schept. Het lid PLEVIER zegt dat de heer Den Braber stelt dat S.O.J.O. volgens artikel 6 niet zou passen in de verordening. Hij gelooft dat dat niet helemaal juist is. Artikel 6 zegt dat, daar waar gesproken wordt over leden, jeugdleden, alleen maar leden enz. verstaan wordt. Wat wel een probleem zou zijn is dat onder artikel 1 lid 2 staat dat onder verenigingen tevens stichtingen worden verstaan. In artikel 2, lid 1, onder g, wordt gesproken over ten minst.e 80$ met een minimum van 25. 80$ van nul is nul. Dat zal wel kloppen. Het minimum van 25 zal bij een stichting nooit opgaan. Artikel 6 op zich verzet zich niet tegen subsidiëring van S.O.J.O. volgens de verordening. Het lid VAN HOOF zegt dat het volgens de voorzitter niet mogelijk is om in het be stuur te participeren en daarmede ook niet in het beleid van S.O.J.O. omdat S.O.J.O. onafhankelijk wilde blijven. Hij leest in de brief van 16 januari onder punt 9: Hoe denkt u dat S.O.J.O. in de toekomst financieel te werk moet gaan. Zij^geven daar een toelichting bij. Zij hebben een beleid uitgestippeld wat financiële middelen vraagt. Als zij zelf menen dat zij uit contributie en uit andere inkomsten hun kar niet kunnen trekken en dat zij daarvoor middelen gaan vragen bij de gemeente dan is het een duidelijke zaak dat de gemeente controleert wat zij met de middelen, die zij aan anderen vragen, doen. Dat begrijpt S.O.J.O. zelf ook. Dat is een duidelijke zaak. Als men iets aan anderen vraagt dan moet men iets inleveren of prijsgeven. Niet om het prijsgeven maar om bepaalde medewerking te

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 32