trekking tot de subsidie over 1978 dat hij liever onder handhaving van de
uitgangspunten de begroting wil wijzigen voor Scouting en jeugdwerk De Jagers,
maar nog niet voor S.O.J.O. Die mogelijkheid is aanwezig. Dan komt dat neer op
het uitspreken van de bereidheid om het maximumbedrag in feite te verhogen.
Het zal praktischer zijn om nu deze wijziging wel vast te stellen. Het zou kunnen
zijn dat het gesprek aanleiding geeft om dat bedrag te wijzigen. Het geeft voor
S.O.J.O. ook een vertrekpunt met betrekking tot de financiële positie. De heer
Van Elzakker dringt aan op het formuleren van een jeugdbeleid. Hierop zal de
heer Brouwers terugkomen. De heer Kok doet een suggestie een vergelijking te maken
met sportaccommodaties. Men kan dit eens doen om te bekijken of er duidelijk^
enige onrechtvaardigheid uit blijkt. In dat geval zal dat voor de raad aanleiding
kunnen zijn het beleid bij te stellen. Met betrekking tot de investeringen is
er nog de mogelijkheid hierop terug te komen, als uw raad dat zo uitspreekt.
Het lid BROUWERS zegt de vraag betreffende het jeugdbeleid in z'n algemeenheid
te benaderen daar dit in de discussie alleen betrekking heeft op S.O.J.O.
Het beleid omvat tal van verenigingen. Nu heeft men althans hierop onvoldoende
zicht. Niet alles wordt in onze gemeente gewogen. Bijvoorbeeld wat wel en wat niet
aan voorzieningen aanwezig moet zijn of is. Althans zeker niet zo dat de voorzie
ningen in relatie met elkaar zijn gewogen en gehonoreerd. Dit geldt ook voor
activiteiten van S.O.J.O. Dit is echter in Nederland een algemeen probleem.
Vandaar ook de decentralisatie-werkzaamheden middels een uitgewogen plan; het
zogenaamde welzijnsplan. Het zijn echter plannen van een zeer recente datum.
Na een periode van strijd voor welvaart is men in Nederland tot de ontdekking ge
komen dat het welzijn steeds meer in het gedrang komt en dat de lagere overheid
daarin een eigen rol moet gaan vervullen voor wat betreft de oplossingen.
In het bijzonder betreft dat ook de activiteiten van jongeren. Deze stelling op
zich vraagt een instrument om kwaliteiten te meten en het vraagt een apparaat
om beleid voor te bereiden. Ook ambtelijk moet er nog veel gedaan worden. Dit
moet zo snel als het kan. Te snel zal echter leiden tot onzorgvuldigheid. Uw
raad weet dat een voorlopige werkopzet om te komen tot een welzijnsplan ter dis
cussie wordt gesteld. Uw raad weet ook dat ambtelijke gevolgen in de begroting
zijn voorzien. Daarbij leeft de wens een jeugdconsulent aan te stellen, zoals door
de heer Rennings bedoeld bij de begrotingsbehandeling. Naast al deze zaken wordt
er ook gewerkt aan het subsidiebeleid. Het is dus niet zo dat men moet stellen
dat er niet gewerkt wordt aan de voorzieningen. Hij is wel de mening toegedaan
dat een duidelijk beleid/een duidelijke relatie tussen al deze dingen ontbreekt.
Dat maakt het moeilijk om beslissingen te nemen. Elke beslissing is dan een ad hoe
beslissing geworden en is op dat moment eigenlijk al discutabel. Op dit moment
kan het niet anders. Hij vindt dat men beslissingen, zoals men nu neemt en zoals
de voorstellen aan de subsidiecommissie gevolgd worden, voorlopig - tot dat het
welzijnsplan er is - in ieder geval moet blijven voortzetten. Een apart beleids
plan voor S.O.J.O. vindt hij persoonlijk een ad hoe zaak gezien de eigenheid
van het open jongerenwerk en gezien de interpretatie van open jongerenwerk door
S.O.J.O. zelf. Hierin heeft men ook niet alle duidelijkheid. Het college heeft
besloten op korte termijn met S.O.J.O. over deze zaken te praten. Niet als een
pleister op de wonden en niet omdat de raad zich zoplots interesseert voor
S.O.J.O. maar omdat het college vond dat na alle perikelen het inderdaad een
goede oplossing zou zijn om naast dit voorstel om subsidie te verlenen met S.O.J.O
in overleg te treden. Er is een aantal andere principiële zaken gesteld met be
trekking tot het hebben van leden en dergelijke. Dit heeft eigenlijk met het
beleid als zodanig niets te maken. Vandaar dat hij hieraan voorbij gaat. Er is
door een aantal mensen gezegd dat men S.O.J.O. niet kan vergelijken met Scouting
en jeugdwerk De Jagers. Hij hoopt dat men met het welzijnsplan hierin inzicht
krijgt en een stuur in handen krijgt waarmee men als overheid verantwoord dit
soort zaken niet alleen kan subsidiëren maar ook kan stimuleren. Dat vindt hij
op zich een even belangrijke zaak. Door de heer Van Hoof is de mogelijkheid ge
opperd om wanneer men tot een goede relatie gekomen is, te participeren m het
bestuur. Het is voor hem nog niet zo duidelijk waarom men in elk geval moet parti
ciperen. Dit doet men inderdaad bij een aantal besturen. Hij denkt_dat dit op den
duur grote problemen oproept afgezien van het feit of het principieel juist is.