in artikel 25, waarin dat is geregeld, dat burgemeester en wethouders die
startsubsidie kunnen verlenen, nadat is overlegd, de voorlopige statuten en
een ledenlijst. Nu moet hij zeggen dat het misschien wat laat is omdat de ver
ordening er al een poos ligt, maar hij wordt toch wel nieuwsgierig naar het
feit hoe het college dat zal bekijken. V/at is een vereniging in oprichting
in de ogen van het college, wat zijn de voorlopige statuten, wat is een leden
lijst? Dan zal hij maar gelijk, om het allemaal niet te lang te maken, de
koppeling leggen, wat het college in het preadvies ook doet, met de gymnastiek
vereniging in oprichting. Dan blijkt in eerste instantie dat er niets ter
inzage heeft gelegen waar we enig houvast aan hadden. Het enige wat er lag was
dit voorstel, maar inmiddels is hij er achter gekomen dat er inderdaad een
subsidieverzoek ligt. De statuten zijn ook ter inzage gegeven. Dat is het model
van de N.K.G.B. zonder enige verdere invulling. En de leden, dat zijn eigenlijk
in hoofdzaak oud-deelnemers/sters van de sport- en spelinstuif. De sport- en
spelinstuif werd destijds geleid door het Maatschappelijk Centrum. Hij begint
dan toch wat moeilijk te doen, want dan zegt hij: kunnen we nu praten van leden,
kunnen we nu praten van een vereniging in oprichting? Er is, voor zover hij
weet, hoewel hij uit de kranten leest dat er allerlei besluiten zijn genomen,
een naam. Er is van alles. Er wordt dan ook inderdaad een subsidieverzoek
gericht, maar er is, voor zover hij weet althans, geen enkele ledenvergadering
gehouden, geen oprichtingsvergadering, er zijn geen leden geweest die gezegd
hebben: die statuten zinnen ons wel. Hoe denkt het college dit varkentje te
gaan wassen?
Het lid VAN HOOF zegt eenzelfde geluid in deze te moeten laten horen. Ook hij
heeft uit de stukken niet kunnen nagaan waarop dit verzoek gebaseerd is.
De VOORZITTER zegt dat met betrekking tot de stukken, die ontbreken, het zo is
dat het college geen koppeling heeft willen maken met het verzoek als zodanig
van die vereniging, omdat dan de vraag van hem naar 500,ook direkt hiermede
verband leek te houden. Het college heeft de indruk, daarover is in de subsidie
commissie gesproken, dat je wat dat betreft toch eerst zult moeten onderzoeken,
waaraan ze behoefte hebben en dat de vrijheid moet blijven bestaan om daar
een bedrag tussen de 250,en 500,aan toe te kennen. Met betrekking tot
het functioneren van de organisatie denkt hij dat je bij de aanzet altijd wat
strubbelingen zult hebben. Hij neemt aan dat waar gekozen is voor de rechts
vorm van een vereniging, dat dat vanzelf zal gaan lopen. De leden hebben op
grond van het verenigingsrecht hun rechten en het is geen vereniging als ze niet
direkt invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de club. Al is dit op dit
moment allemaal nog niet aan de hand toch denkt hij dat het vrij snel een
geordend geheel zal zijn. Hij denkt dat, als je een organisatie wilt voort
zetten, waarbij zo'n 125 man betrokken zijn, je dan toch met name het voor
deel van de twijfel verdient. Met betrekking tot het functioneren denkt hij dat
hier geen taak voor het gemeentebestuur ligt maar dat dat binnen de vereniging
zelf geordend zal moeten worden.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de voorzitter zijn vraag toch niet goed begrepen
heeft.Wanneer is er in de ogen van het college van burgemeester en wethouders
sprake van een vereniging in oprichting? Is dat, wanneer er enkele leden bij
elkaar gaan zitten en Televizier opkopen om het even over een vergelijkbaar
voorbeeld te hebben, daar kun je ook leden mee bemachtigen, en dan zeggen: wij
zijn een vereniging in oprichting? Op welk moment is het college bereid een
dergelijk startsubsidie te verlenen? Op grond van het feit dat er enkele mensen
bij elkaar zijn gaan zitten en gezegd hebben nu is er een vereniging? Dat is
zijn probleem. Hij zou dat probleem niet gehad hebben wanneer hij niet op
alle mogelijke manieren uit krantenberichten had gelezen dat er een situatie
is ontstaan waarin je feitelijk kunt zeggen dat er al allerlei besluiten zijn
genomen waar geen lid aan te pas is gekomen. Besluiten die dan weliswaar wel
licht, daar heeft de voorzitter gelijk in, volgens het verenigingsrecht, wat
formeel bekrachtigd had moeten worden, door een ledenvergadering zijn genomen.
Hij vindt dit zo prematuur dat hij wil weten of de voorzitter de mening deelt,
die hij in ieder geval heeft, namelijk dat er nog iets meer moet gebeuren dan
dit subsidieverzoek.
Het lid VAN EIJKEREN zegt te hebben gedacht dat het de bedoeling was, vermits er
sprake is van een vereniging, omdat er een bestuur en daarnaast leden, een leden-