-32-
criterium van een volwaardig agrarisch bedrijf uitgegaan. Hij vindt dat we,
wat dat betreft toch op dit moment meten met twee maten, al wordt, en dat re
aliseert hij zich wel, op dit moment daaraan recht gedaan omdat mogelijk de
mensen, die op dan moment vanwege het niet hebben van een volwaardig agrarisch
bedrijf naar aanleiding van dit bestemmingsplan mogelijk bezv/aren hebben kunnen
maken. Hij kan zich echter van de andere kant ook voorstellen dat voor hun
de kansen voorbij zijn om hun activiteiten nu nog ter hand te nemen. Dus
wat dat betreft is dit nu toch een niet zo gelijkgerechtigheid van mensen
die eerder voorzieningen gevraagd hebben om bouwvergunningen te krijgen dan
die nu aanwezig is. Dat is toch een duidelijke storing. We moeten er toch naar
streven om, wat dat betreft, ieder zijn recht te geven. Daar wordt nu duide
lijk, naar zijn mening, afbreuk aan gedaan. Hij is het evengoed met de an
deren eens dat alleen dat volwaardig agrarisch bedrijf ook problemen zou
kunnen geven, maar een duidelijke koppeling van de twee gegevens, bedrijfs
matigheid en volwaardig bedrijf, gebaseerd op normen is naar zijn mening
toch een betere rechtszekerheid geven dan alleen de norm bedrijfsmatigheid,
omdat dat erg subjectief kan worden uitgelegd. Wat dat betreft kan hij zich
scharen achter hetgeen reeds naar voren is gebracht. Hij kan het eens zijn
met het bestemmingsplan, zoals het thans wordt voorgesteld.
Het lid VAN EIJKEREN merkt op nog even terug te willen komen op die erfbe-
planting, waarvan de voorzitter dacht dat daar de Boswet van toepassing zou
zijn. Hij komt toch weer terug, de man had het eens moeten weten, op het
artikel van de heer Bosch. Hij zal precies zeggen waar het in staat, namelijk
de Nederlandse Gemeente van k mei 1979* nr. 18, pagina's 205 tot en met 208.
Het begint al een eigen leven te leiden. Als de voorzitter dat leest en dat
moet deze zeker doen. Hij moet dan maar even heenlezen over een wat minder
prettig artikeltje van een partijgenoot, de minister van binnenlandse zaken.
De rest is uitermate boeiend. Hij zag de voorzitter al een beetje een welstands
glimlachje vertonen, toen de heer Van der Graaf zich misschien toch een beetje
verslikte in artikel 296. Die meneer Bosch schrijft het volgende over de Bos
wet; hij zal het wel heel kort aangeven waarom die niet van toepassing is:
"Een wet die geldt voor bos- en houtopstanden buiten de speciaal voor de toe
passing op de Boswet vastgestelde bebouwde kom." Dit is een andere bebouwde
kom dan de normale bebouwde kom van de Wegenverkeerswet. De Boswet is echter
niet van toepassing op houtopstanden op erven en in tuinen. De erfbeplantingen
vallen daarom dus niet onder de werking van deze wet. Staatsbosbeheer heeft
in het kader van de Boswet dan ook geen enkele formele bemoeienis met aanvragen
voor het kappen of rooien van een erfbeplanting, hoewel sommige gemeenten
dit wel eens willen geloven. Verder gaat men in op de gemeentelijke kapver-
ordening, maar daar heeft hij al eerder op gewezen, dat daar waarschijnlijk
toch de mogelijkheid ligt om de mensen in het buitengebied ten aanzien van die
erfbeplanting de nodige duidelijkheid te verschaffen.
De VOORZITTER zegt met betrekking tot het gestelde door de heer Wijnen, ten
aanzien van de heer Van Meer te denken dat het aanbeveling verdient om inder
daad op zijn eigen terrein dan bebouwingsoppervlak neer te leggen. Hij dacht
dat we dat hadden moeten aanpassen. De inventarisatie aan de hand van die
aantallen S.B.E.'s heeft plaatsgevonden in een later stadium dan het plan
Landbouw klaar lag. Daarna zijn we volop bezig gebleven om alles wat we niet
hadden te krijgen en dat ging met name om een aantal situaties die zo op de
rand zitten. Met betrekking tot het plan van wegen en waterlopen merkt hij
op dat dat inderdaad niet is opgenomen. Hij moet eerlijk zeggen niet te weten
wat er voor de stedebouwkundige aanleiding is geweest om zich wat dat betreft
te vergissen. Het geval van de heer Verbaten krijgen we zo niet gereconstru
eerd. Dat doet echter voor de uitslag of de opstelling niet terzake dacht hij.
Hij denkt dat we het zonder ook wel kunnen. Met betrekking tot de zonering
van de zuidelijke rondweg kan hij zich wel voorstellen dat er in bepaalde
kringen bezwaar is tegen iedere aantasting. Het is alleen een kwestie van af
wegen. Hij denkt toch dat we op grond van eerdere uitspraken van de raad
wel mogen concluderen dat het alternatief gezocht zal moeten blijven worden
voor al het verkeer door onze kom, al staat er in de nota van de P.P.D. dat het
nog in studie is en op dit moment prematuur In de discussie heeft hij ze
gewezen op het rapport wat er moet zijn van die werkgroep. De conclusie van