-31-
niet tot bewoning bestemd gebouw behorend open terrein of erf wordt aangelegd
als tuin of dat een zodanige beplanting wordt aangebracht en in stand ge
houden dat het bouwwerk op harmonische wijze past in zijn omgeving. De
mogelijkheden zijn er dus. Hij denkt toch dat dat in het bestemmingsplan
zonder meer ook opgenomen zou kunnen worden. Hij wordt er echter vrij vluchtig
mee geconfronteerd en heeft er zich weinig mee bezig gehouden, althans met dit
geval. Hij wil dit alleen neerleggen als duidelijke mogelijkheid om dan toch
actief als gemeente iets aan die, laten we het dan toch maar camouflage noemen
te doen. De voorzitter wijst af de mogelijkheid om eventueel daar financieel
ten aanzien van de groensingels of belenen van andere panden, wat op hetzelfde
neerkomt, in te gaan. Die financiële mogelijkheden zouden dus al door de
provincie niet aanvaardbaar worden zegt deze. Wel, dat ligt in feite op
hetzelfde terrein en dan moeten we maar zien of de provincie daar op ingaat.
Hij vindt het ook op dit moment te ver gaan om daarvan een duidelijk voorstel
te maken. Het is veel meer zijn intentie en daar hebben we nu toch alle tijd
voor om daar wat rustiger over na te denken en met elkaar over te discussiëren.
De kwestie industrieterrein. Hij vreest dat het college meer gelijk heeft
dan de heer Plevier en hij aanvankelijk. Als dat zo is, dan hoort hij het wel.
Hij denkt namelijk, als hij het goed taxeert, dat op dit moment een voorbe-
reidingsbesluit nemen, betekent dat de liggende bouwaanvragen behandeld
moeten worden. En dat impliceert dan weer dat we noodgedwongen de zaak moeten
laten zoals hij nu op het ogenblik in het plan staat. Maar dat is dan weer
een reden te meer om met elkaar nu al te besluiten wat snel tot herzieningen
over te gaan. De zichtlijnen ziet de voorzitter niet helemaal duidelijk
zitten. Het aardige van zichtlijnen is, dat dat algemene normen zijn. Dat is
nu precies de reden waarom hij wat boos is omdat wanneer je dan in de com
missie over dit soort zaken spreekt, je daar dan nooit meer iets van terug
ziet. Dat je dan de zaak, ongewijzigd en ook zonder enige verwijzing naar
het feit dat daar een discussiepunt van gemaakt is, dan hier weer terugkrijgt
en dat er dan hier blijkt dat je er ook niet meer over kunt praten, want we
v/eten er niets van. Nout dat is een probleem dat zouden we toch eens een
keer moeten ondervangen. Dan hoeven we hier niet zolang te praten over die
dingen. Op dit moment weet hij er ook geen weg mee. Hij kan nu ook het voor
stel niet geven om er in plaats Van 70 meter 30 meter van te maken. Dat is
het probleem. Maar laten we dan in 's hemelsnaam, als we eens een keer in de
commissie over dit soort dingenpraten, eens proberen om na dat gesprek in de
commissie er wat mee te doen. Al is het maar dat het college dan daarna komt
opdraven met, laten we zeggen, de mededeling dat de provincie het zo wil.
Dan zijn we weer een heel eind op streek. Tenslotte een enkel woordje over
het ideetje om de bebouwing aan de Jan Teunisstraatde Nattestraat, voor een
klein stukje, en de Pagnevaartweg te betrekken bij het plan Pagnevaart. De
voorzitter zegt dat aan de Vaartweg een heel andere situatie is. Dat klopt.
Het zijn andere woningen en ze liggen op een andere plaats. Maar als je nou
de zaak vrij globaal bekijkt dan zeg je dat er in beide gevallen een rijtje
burgerbebouwing staat, wat eigenlijk in het buitengebied niet thuis hoort
en waarvan terecht is gezegd; voor de Vaartweg, dat betrekken we dan toch bij
het bestemmingsplan Albano. Dan ontgaat hem echter waarom men bij andere
soortgelijke gevallen dat niet met dezelfde argumenten zou moeten bekijken.
Het lid VAN HOOF merkt op dat de antwoorden van het college op zijn vragen
duidelijk zijn. De voorzitter heeft met betrekking tot het bezwaarschrift van
de heer Van de Lindeloof gezegd dat de mogelijkheid aanwezig zou zijn uit te
breiden tot 750 m3» Hij heeft dat nagelezen in 't preadvies, maar daar komt
hij een, twee, drie niet uit. Hij stelt zich echter voor, als die mogelijk
heid aanwezig zou zijn om uit te breiden tot 750 m3, dat bezwaarde dan toch
wel erg gelukkig zou zijn. Hij steunt het voorstel wat in eerste instantie
werd gedaan door de heer Van der Graaf en werd overgenomen door de heer Rennings
en gesteund door de heer Plevier met betrekking tot het zo snel mogelijk komen
tot partiële herziening van dit plan. Het verschilt van het voorstel van de
heer Plevier met betrekking tot zijn voorstel uitbreiding mogelijk te maken
van de woningen van 350 m3 plus 25%» In het verleden is er bij het beoordelen of
een bouwvergunning wel of niet afgegeven moest worden duidelijk wel van het