-21-
er problemen geweest of de raad dat allemaal wel kan doen» De raad moet volgens
hem altijd kunnen bekijken of de bedragen reëel zijn of niet. Artikel 89, lid 10,
van de Lager-onderwijswet zegt dat een schoolbestuur een boekhouding moet plegen.
Hierop is een uitvoeringsbesluit gegeven bij koninklijk besluit van 6 september
1965. Artikel 96, lid 1, zegt dat de vergoedingen die verstrekt worden over
eenkomstig dienen te worden gebruikt. Zo iets wordt in de Lager-onderwijswet
niet aangegeven als er geen controle uitgeoefend mag worden. Artikel 96, lid
geeft overigens dat handvat voor die controle. Dat zegt dat alle schoolbesturen
gehouden zijn alle inlichtingen te verstrekken, welke het gemeentebestuur wenst.
Meerdere malen in deze raad is uitgesproken dat men die inlichtingen wenst. Het
blijft zoals het was. Men krijgt in feite een stukje papier, waarop cijfers ge
groepeerd zijn. Hij zou nog willen vragen of voor de school van St. Louis met
betrekking tot de interne leerlingen hetzelfde leerlingenbedrag geldt als dat
voor de andere scholen geldt. In aanmerking genomen dat hier een andere verhouding
tot de gemeente bestaat ten aanzien van het schoolgebouw en de lokalen. Nog een
enkele opmerking over het resultaat van enquetes, die gehouden zijn, en welke
ter inzage voor de raad hebben gelegen. Hij vindt dit een uitermate loffelijk
gebaar. Men heeft kunnen zien hoe het Oudenbossche bedrag per leerling zich ver
houdt tot bedragen, die in andere gemeenten gelden. Het resultaat hiervan stelt
hem ten aanzien van het voorgaande tot 1977 niet teleuro Een globale beschouwing
leert dat men hier iets boven het midden zit in vergelijking met vergelijkbare
gemeenten. Dat betekent dat men bereid is om genoeg voor de scholen te doen maar
men speelt ook geen sinterklaas met overheidsgelden.
Het lid VAN HOOF zegt dat het hem bevreemdt waarom nu nog niet voldaan wordt
aan het verzoek van deze raad om rekeningen van schoolbesturen op te vragen en
voor de raad ter inzage te leggen. Het gaat er niet om de nu opgegeven cijfers
in twijfel te trekken. Als men andere instellingen subsidies en dergelijke ver
strekt dan wil men inzage hebben in de financiële besteding van de gelden.
Dit is overigens ook in de subsidieverordening vastgelegd. Naar zijn mening is
een begroting alleen onvoldoende. Voor hem is het van minder belang wat andere
gemeenten geven aan een bedrag per leerling. Hij is de mening toegedaan dat
onze scholen moeten krijgen wat zij in het belang van het geven van goed onder
wijs nodig hebben.
Het lid RENNINGS zegt dat hij de begrotingen iets anders heeft bekeken dan beide
voorgaande sprekers. Ook hij moet zeggen dat hij na zoveel aandrang om rekeningen
moet betreuren dat zij deze keer weer niet ter inzage lagen. Die andere analyse
heeft hem wel een stuk verklaring van de kostenontwikkeling gegeven. Alsmen de
voorliggende begrotingen vergelijkt met de gemeentebegroting dan vindt hij dat
er niet zoveel verschillen in zitten. Ook voor de gemeente is het moeilijk
om aan te geven waardoor die kostenverschuivingen veroorzaakt worden. De grote
verschillen, die de heer Van der Graaf noemt, kan men enigszins verklaren, Niet
alle verschillen maar het maakt bijvoorbeeld veel uit of men onderhoud moet
plegen aan een stenen gebouw of aan vier a vijf noodlokalen. Ook de energie
nota's zullen hierbij grote verschillen vertonen. Eind 1977 is er een aantal
noodlokalen bijgekomen. Dan spreekt dat voor zich dat men geen inzage had in
in de kostenontwikkeling van de energienota's Als een schoolgebouw op een
grasveld ligt en als het regent dan zal men de effecten ervan wel merken als
men het gebouw moet schoonmaken. Dat is een analyse die men zonder argumentatie
moet doen. Ook hij vindt het een waardevolle bijdrage dat een overzicht van het
bedrag per leerling van andere gemeenten ter inzage lag.
Men kan hierdoor de trend in de gaten houden. Het advies van de inspecteur leidt
tot een hogere bijdrage dan dat met de schoolbesturen overeengekomen is. In
deze raad heeft hij weieens argumenten gehoord dat door het advies van de inspec
teur meer zekerheid verkregen wordt in de redelijke hoogte van de kosten. Wil
men een werkelijk inzicht in de kosten hebben dan zijn de rekeningen onontbeerlijk.
Het moet toch mogelijk zijn dat de schoolbesturen rekeningen overleggen.
Het lid WIJNEN zegt dat aangetoond is dat voor een in normale omstandigheden ver
kerende school een redelijk bedrag voldoende is. Dit is volgens hem door middel
van de cijfers van het C.B.S. aangetoond.
De VOORZITTER zegt dat te verwachten was dat uw raad zijn teleurstelling zou uit-