zo aangeduid. De woning aan de Galgestraat blijkt duidelijk niet bewoond te
v/orden door een agrariër. Reden waarom die agrarische bestemming daarop niet is
blijven rusten. Dat aan de Zwarthoofdseweg een woning is weggegaan houdt ver
band met het feit dat die woning in de tussenliggende tijd ook daadwerkelijk
is gesloopt met de faciliteiten, die daarvoor ter beschikking waren. Heel
terecht merkt de heer Wijnen op dat de bouwpercelen van Antens, Meesters,
Vergouwen, De Kroon en Van de Lindeloof nog ontbreken. De bedoeling is dat
deze alsnog aangebracht worden nadat het raadsbesluit is genomen. Dit om de
kosten voor het in kaart brengen te beperken. Zij komen straks wel in het plan,
wat ter visie gaat, voor. Voorts zegt de heer Wijnen dat een drietal woningen
ten onrechte als burgerwoning is aangemerkt. Vanuit de benadering van die be
drijfsmatigheid moet hij zeggen dat de heer Wijnen daarin gelijk heeft. Het
betreft de woning van de heer Willemse, die daar duidelijk bedrijfsmatig werkt.
Dat geldt ook voor Bastiaansen en evenzo voor de heer Meesters aan de Moer-
dijksestraat. Met betrekking tot Verbaten is een fout gemaakt inzake de bena
dering. Er wordt duidelijk gezegd dat er sprake is van een gemengd bedrijf.
Hij dacht dat de heer Wijnen terecht opmerkt dat daar van een normaal agra
risch bedrijf gesproken moet worden. Hij zou willen voorstellen om dit in de
besluitvorming mee te nemen. Met betrekking tot de heer Jongenelen is het
college het niet met de heer Wijnen eens. Daar mag dan sprake zijn van 3 ha.
land en 30 stuks mestvee, maar het college is van mening dat daar gesproken
moet worden van hobbyfarming. Wel is het college het eens met de opmerkingen
van de heer Wijnen ten aanzien van het bezwaarschrift van de heer Van Domburg.
Ondanks het feit dat daar van niet ontvankelijkheid sprake is, stelt het college
ambtshalve voor die zaak te wijzigen in die zin dat daar we1 een agrarische
bestemming wordt gelegd. Met betrekking tot de boomkwekerijen moet hij zeggen
dat het de bedoeling is de mogelijkheid van tuincentra te openen. De suggestie
om dat te doen via een vrijstellingsbevoegdheid vindt het college terecht.
Hij stelt voor dit zo in de bepalingen mee te nemen. Ten aanzien van de be
zwaarschriften van Oostvogels en Brouwers moet hij zeggen dat vroeger voor
een bouwvergunning bepalend was de hoeveelheid grond die men had en niet het
criterium of er sprake was van enige vorm van bedrijfsmatige landbouw. Het
college heeft niet de indruk dat de situatie veel gewijzigd is zodat nog
niet gesproken kan worden van een bedrijfsmatige aanpak. In beide gevallen
moet gesproken v/orden van hobby-farming. Met betrekking tot het zich vestigen
in het buitengebied in een burgerwoning heeft het college de indruk dat dat
in de toekomst niet zo erg veel uitmaakt. Wat dat betreft zal men weinig
winst boeken als men dat daar zo aanmerkt. Hij wil er wel op wijzen dat de
opmerking, die de heer Wijnen in het kader van het bezwaarschrift van Van
Domburg terecht maakt, niet met de Hinderwet beargumenteerd moet worden. Het
gaat hier om planologische zaken. Met betrekking tot de grens van het plan
besteedt de heer Wijnen aandacht aan de brief van de heer Augustijn, die hier
vandaag nog is binnengekomen en aan iedere fractie vanavond ter beschikking
is gesteld. Het is zo dat de stedebouwkundige het feit dat daar nog een open
stuk lag aanleiding vond om te bepleiten dat daar een doorkijk in stand ge
houden zou v/orden naar het poldergebied in Oud Gastel. Het college wilde die
kans niet onbenut laten. Hij denkt dat men er toch wel rekening mee moet
houden, in het licht van die brief, dat die doorkijk de gemeente 100.000 a
150.000 gulden gaat kosten. Vandaar dat het college bij nader inzien de raad
toch de vraag v/il voorleggen of die doorkijk die 100.000 a 150.000 gulden waard
is of dat het toch aanbeveling verdient daar die industrievestiging mogelijk
te laten, dus het industrieterrein te laten blijven. Met betrekking tot de
perspectieven van de winkel van de heer Meesters moet hij zeggen dat die er
inderdaad niet zijn. Het college heeft overigens de indruk dat de activiteiten
van de winkel van de heer Meesters niet liggen in de winkel zelf, maar vooral
in de rijdende winkel. Met betrekking tot het tracé van de zuidelijke rond
weg merkt hij op dat de handhaving daarvan bij de P.P.D. is bepleit. En met
succes, want de P.P.D. was van mening dat dit inderdaad toch wel een goede
zaak was, omdat in het licht van het algemeen belang zeer velen zich veiliger
zullen voelen in het verkeer als die zuidelijke rondweg er wel komt. Met be-