vorig jaar het plan ter visie is gelegd en toen er nog geen vooroverleg in gevolge het besluit op de ruimtelijke ordening v/as geweest heeft het college de problemen bij de P.P.D. aangekaart. Toen was er een acute dreiging. Een Belg zou zich namelijk in het buitengebied met een supermarkt gaan vestigen. De commissie voor algemene en bestuurlijke zaken was van mening dat dit een ontwikkeling was, die men tegen moest gaan. Het college heeft daarom het overleg met de P.P.D. geopend. Men heeft gezegd dat, als nu de beschermende werking van het voorbereidingsbesluit afloopt, er dan een ontwikkeling komt, die men met z'n allen niet wil en die men duidelijk wil voorkomen. De man, die daar wilde gaan zitten, was duidelijk niet aanspreekbaar en wilde de mogelijkheden duidelijk gebruiken. Voor de P.P.D. is dit aanleiding geweest om te zeggen dat zij van hun kant moesten zorgen dat wij de tijd, die ligt tussen nu en dat uw raad het plan moet vaststellen, goed moeten gebruiken en dat vrij u tijdig de opstelling van de P.P.C. geven en dat u van uw kant be reid moet zijn om met de opmerkingen van de commissie rekening te willen houden. Dat heeft men toegezegd. Toen men een tijdje geleden nog steeds niets van de P.P.D. gehoord had is men gaan pogen om een afspraak te maken. Daar kwam steeds maar niets van. Men is op een goed moment tegenover elkaar uit de slof geschoten. Toen was er op vrij korte termijn contact, waaruit bleek dat de rapportage van de P.P.D. voor de P.P.C. nog niet klaar was. Dat is ook de reden waarom men nu nog geen P.P.C.-advies heeft, maar een concept daarvan. Een concept dat besproken is op de dag dat het in elkaar zat en het ook naar de type-kamer zal gaan. Dat advies is besproken met een afvaardiging onzerzijds. In dat gesprek is een aantal zaken uit het rapport verder uitgewerkt. Hij wil er met nadruk op wijzen dat de uiteindelijke opstelling van de kant van de kant van de P.P.C. toch wel op een aantal punten zal kunnen afwijken - hij komt hierop bij de kernrandgebieden terug - van het concept waarvan men uitgegaan is. Toen men op 26 mei dat gesprek met de P.P.C. had is er van de zijde van de P.P.D. gesuggereerd om misschien af te zien van het voortzetten van de behandeling omdat het werk wat er nog nodig zou zijn tot het moment, waarop men uiterlijk zou moeten besluiten erg kort was geworden. Na het gesprek met de P.P.C. heeft men nog een gesprek gehad met de stedebouwkundige. Men heeft toen de taken verdeeld. Men kwam toen tot de conclusie dat het toch mogelijk geacht moest worden om de bescherming die het plan had en nu nog heeft en zal houden als we het vandaag vaststellen in stand te houden. Dat was het het college toch duidelijk waard; reden waarom de procedure is voortgezet. Hij wil wel hier wat begrip vragen, niet alleen voor het college, maar ook voor de stedebouwkundige, want deze had ook maar een uiterst krappe tijd om het advies, naar aanleiding van dat vrij uitgebreide P.P.C.-advies, uit te brengen. Hij praat nu niet over de inven tarisatie, in eerdere fasen, maar hij praat over de reactie op het advies van de P.P.C. Die korte tijd hebben zij gehad tot 2 juni. De afspraak v/as dat zij zouden zorgen dat het college van burgemeester en wethouders dan de stukken hier zou hebben, want dan moest het college nog beginnen aan de, althans voor een flink stuk, afwerking van het preadvies voor de raad. Het is allemaal even kort gev/eest. Het college realiseert zich dat best. Alleen de dreiging van het andere is er nog steeds. De heer Wijnen merkte terecht op dat er, naar aanleiding van het rapport van de P.P.D. en naar aanleiding van de bezwaarschriften, maar ook daarnaast nog, een aantal wijzigingen is aan gebracht in het plan. Hij dacht dat het niet juist was om te zeggen dat daarmee de kansen verkleind zijn voor de betrokkenen. De Wet op de Ruimtelijke Ordening kent aan de raad de mogelijkheid toe om in afwijking te besluiten. De tweede ter visie legging van een plan, na vaststelling, die eigenlijk be doeld is voor degenen, die hun bezwaarschrift niet gehonoreerd hebben gekregen. Dus ook de mogelijkheid voor degenen, die betrokken zijn bij wijzigingen, die zijn aangebracht ten opzichte van het plan, dat ter visie heeft gelegen. Zij hebben de kans nog om dan nog in eerste instantie een bezwaar in te dienen. Het is wel zo dat de besluitvorming met betrekking tot die bezwaren niet in de raad aan de orde komt maar dat is een zaak die bij gedeputeerde staten aan de orde komt. Overigens is het v/el gangbaar dat gedeputeerde staten ad vies vragen aan het gemeentebestuur. Hij wil graag toezeggen als aan burgemeester

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 213