-20-
18. Voorstel tot vaststelling van een bedrag per leerling ingevolge artikel 101
van de Lager-onderwijswet 1920 over 1979°
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat een aantal jaren bij dit onderwerp door de raad
gesteld is dat er behoorlijke begrotingen zouden moeten zijn en dat de raad in
zicht wilde hebben in de rekeningen van de voorafgaande jaren. Als hij nu kijkt
naar wat voor hem ligt dan moet hij zeggen dat men in vrijwel alle soortgelijke
gevallen bij betalingen met dit soort begrotingen geen genoegen zou nemen. Los
van dit feit roepen die velletjes papier met een aantal cijfers, die gegroepeerd
staan, enorm veel vragen op. In een begroting zou ook een motivering moeten staan
zoals in de gemeentebegroting. Hij heeft een paar berekeningen toegepast. Hij
is tot de ontdekking gekomen dat per school op sommige onderdelen grote verschil
len zitten. Voor het gymnastiekonderwijs wordt per leerling op de ene school
0,00 uitgegeven en op de andere 29,59. Als men het hoogste bedrag en het
laagste op een na neemt - dat is 29,59 en 17,77 - dan zit daar een verschil
in van 56$. Als men kijkt naar wat voor meubilair en inventaris uitgegeven
moet worden in 1979 dan komt men tot een nog groter verschil. Dit komt op een
verschil van 102$ per leerling» Schoonmaakmiddelen varieren van 11,^7 tot
18,96 per leerling. Een verschil van 65$° Iedere school moet toch schoonge
maakt worden. Wordt de me school dan schoner dan de andere, zo vraagt spreker.
Bij het drukwerk wat verzonden moet worden zit een verschil van 62$. De ene
school kan wat actiever zijn in het benaderen van ouders dan de andere. Dat
kan hij zich voorstellen. Of dit juist is is een andere zaak. Kijk bijvoorbeeld
eens naar de bedragen die uitgegeven worden voor de bibliotheken van de scholen.
De Franciscus-De Klimop-en Mariaschool voeren hiervoor 1500,tot 1900,
op. Hij spreekt nu niet meer per leerling. De Bukehof en De Klinkert doen het
klaarblijkelijk zonder, althans hiervoor is geen enkel bedrag vermeld. De Bukehof
en De Klinkert schijnen geen belastingen te betalen en doen niets aan verzekeringen»
De aardigheid is als men kijkt naar de eindresultaten, dat men allemaal op on
geveer hetzelfde bedrag uitkomt. Hier zit slechts 3$ verschil in. Als men dit
zo bekijkt dan vraagt men zich af of het eindbedrag eerst weggezet is en er dan
naar toe is gerekend. Hij kan het zich haast niet anders voorstellen. Hij moet
zeggen dat de geloofwaardigheid niet erg groot is Er is geen enkele motivatie
vermeld waarom bepaalde bedragen sterk verhoogd of verlaagd zijn in vergelijking
met het voorgaande jaar. Het mooist maakt het het schoolbestuur van St. Louis.
Men schrijft simpelweg een briefje, waarin men meedeelt dat men zich kan vere
nigen met de door andere schoolbesturen genoemde bedragen. Nog aardiger is dat
als men beseft dat deze brief geschreven is op 28 november. Dat is voordat de
andere scholen de bedragen genoemd hadden. Zit men nu hier om beduveld te worden
of is men er op uit om die schijn te wekken? Hij verlangt - wanneer men een be
sluit neemt omtrent dat leerlingenbedrag - te kunnen beoordelen zo goed als
mogelijk of de bedragen enigszins reëel zijn. Beter nog is het om rekeningen van
voorgaande jaren bij de hand te hebben. Daaraan kan men zien wat werkelijk uit
gegeven is. Een ander probleem is dat de rijksoverheid ons niet alleen een lager
bedrag ter beschikking stelt maar ook motiveert waarom dat bedrag lager is. Men
motiveert dat niet in termen van Bestek '8l maar in termen van: dit is nodig.
Zoveel procent verhoging moet u verwachten voor die kosten en zoveel prccent
voor die kosten. Er is niet gezegd dat de scholen in het kader van Bestek '81
moeten bezuinigen. In dit verband zou hij daaraan ook weinig gehoor willen geven.
Als men die cijfers groepeert en gebruikt in relatie tot het leerlingenbedrag
wat betaald werd in 1978, dan komt men tot een verhoging van 1,48$. Men komt dan
uit op ongeveer 390,De grap is, wanneer men kijkt naar de werkelijke be
dragen die de rijksoverheid ons ter beschikking stelt, dat dat dan tot een ver
hoging kan leiden van 2,35$» Dan komt men op 393,Per leerling. Nu zegt hij
niet dat hij op dit moment van mening is dat de rijksoverheid gelijk heeft. Hij
zegt evenmin dat op dit moment de schoolbesturen gelijk hebben met hun verlangen.
Hij wil het kunnen beoordelen. Hij wil weten waarom die bedragen zo zijn en niet
anders. Hij kan met zijn fractie geen besluit nemen in deze richting wanneer niet
de gelegenheid geboden wordt zich te buigen over de werkelijke cijfers over 1978.
Hij kan zich evenmin conformeren met een begroting zoals die hier nu ligt. Nu zijn