we hebben het ons zelf, hij wil dan die gevolgtrekking wel maken, bijzonder moeilijk gemaakt door akkoord te gaan mét die procedure. Hij doet dat niet dikwijls, maar hij stuitte op het boek Prediker, 7 tot 16: "wees niet over dreven rechtvaardig en stel u niet overdreven wijs aan; waarom zou je aan verbijstering ten prooi worden?" Hij moet eerlijk zeggen dat zijn fractie het gevoel heeft dat men dicht bij die verbijstering zit, gezien die ko cm hoge stapel, die de heer Rennings al naar voren bracht en dan wel de enorme hoeveelheid van punten, waar je eigenlijk op in wilt gaan, waarvan je wilt zeggen: dat is een punt, waarover we ook eens even moeten praten. De afweging van belangen, waarover hij zoeven sprak niet alleen een afweging van grote belangen; Landbouw tegenover milieubescherming. Het is ook een afweging van belangen van de individuele burgers, waarbij men dan heel dikwijls ontdekt dat de een dingen is gelukt en zaken geregeld te krijgen, wat aan de ander, soms met inderdaad toch wel de voorschriften in de hand, wordt onthouden. Hij kan zich voorstellen dat dat pijn doet bij veel mensen. Je moet maar zien dat, mogelijk ook door een wat oneigenlijk gebruik van de voorschriften en soms alleen maar omdat er een gaatje in zat, de een in een. keurige burgerwoning zit en dat de ander, vanaf nu, daar geen enkele kans meer voor krijgt. Dat doet inderdaad pijn, veronderstelt hij. Hij denkt dat dat ook een reden mag zijn om, wanneer men praat over het voordèel van de twijfel, dit er bij te betrekken. Het mag geen hoofdmaat staf zijn. Hij zei al dat de procedure erg moeilijk was geweest; die is zelfs nauwelijks hanteerbaar geweest voor de raad. Hij denkt, daarmee wil hij gelijk eigenlijk wel een knuppel in het bekende hoenderhok gooien, nu men toch in agrarische termen praat, dat de raad niet zou kunnen volstaan met dit bestemmingsplan goed te keuren, wat dan wel op dit moment, de overweging is, dat dit plan inderdaad vanavond moet v/orden aangenomen; maar hij denkt dat daarbij tegelijkertijd nu de principiële beslissing genomen moet worden, dat zo snel mogelijk gestart wordt met te overzien wat men nu eigenlijk ge daan heeft. Uit die start met dat overzien, uit de inventarisatie, kan voortvloeien dat er in de loop van de' komende tijd, dan denkt hij natuurlijk toch wel in jaren, een aantal partiële wijzigingen zouden kunnen worden voor bereid. Hij drukt zich voorzichtig uit, maar men begrijpt ongetwijfeld zijn bedoeling. Het is voor zijn fractieleden en hem ontzettend moeilijk om te zeggen: nou hier ligt het nu voor 10 jaren. Zij hebben echt het gevoel dat ze daarmee geen recht zouden doen aan die zorgvuldige afweging. Daarbij, als men dat overweegt en daarom brengt hij het ook in het begin van zijn betoog, moet men zich heel duidelijk voor ogen houden dat men dan beter nu zaken kan aannemen, die zijn geregeld in een betrekkelijke tegenstelling tot datgene wat sommige mensen blijkens hun bezwaarschriften wensen, dan dat er te gemakkelijk op die wensen wordt ingegaan, hij geeft zo direct aan op welke punten hij nu eigenlijk duidt, omdat men dan met een wijziging moeilijk meer terug kan. Men kan makkelijker iets bijgeven, dan weer terug halen. Hij denkt dan aan de wensen die geuit zijn, daarbij volgt hij even de gewestelijke raad voor het landbouwschap, ten aanzien van bestemmingen "agrarisch gebied", waarbij de gewestelijke raad eigenlijk de voorkeur geeft om maar één bestemming te hebben, namelijk "agrarisch gebied". Hij vindt het terecht dat het college daarin niet wil meegaan. Hij denkt ook datals men daarover zou denken, dit in een tweede fase zou moeten gebeuren. Over artikel 22, lid la, spreekt de gewestelijke raad voor het landbouwschap ten aanzien van de vrijstellingsmogelijkheid voor kassen tot 8 meter hoogte. Daarin wil het college wel meegaan. Hij denkt dat dit vanuit een oogpunt van de gedachte dat daarmee de milieubelangen niet zijn gediend, onjuist zou zijn. Hij wil er bijvoegen, hij heeft zich zo hier en daar v/at getracht op de hoogte te stellen - uiteraard zou hij haast vallen zeggen - dat kassen van die hoogte op dit moment hier nauwelijks denkbaar zijn. Deze zullen hier noch gevraagd worden, noch nodig zijn. Ze komen überhaupt nog weinig voor, heeft hij zich later vertellen, behalve in sommige gebieden, waar men eigenlijk alleen maar spreekt over een glazen landschap. Dat heeft men hier nog niet. Hij denkt dat de horizonvervuiling dan een meer zwaarwegend punt is.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 207