-10- gehaald en ingeschakeld. Dat wijzigt zich als het plan ter visie is gelegd. Over het algemeen spreekt men dan van een teleurstelling dat men niet de overlegprocedure heeft afgerond alvorens het bestemmingsplan ter visie te leggen. De argumenten daarvoor zijn vermoedelijk de snelheid geweest, maar hier wreekt zich toch het een en ander. Er spreekt ook nog een ander aspect mee en dat is de houding van de stedebouv/kundige. Hij heeft er ernstige bezwaren tegen dat in een dergelijk plan, wat circa 3 jaren van voorberei ding heeftgeconstateerd moet worden dat meer dan een kwart van de be zwaarschriften voorkomen had kunnen worden als er wat zorgvuldiger gewerkt wasals men tevoren met een aantal criteria woningen had bekeken en als men niet al te gemakkelijk had besloten tot burgerwoningen daar waar het agrarische bestemmingen waren. Hetzelfde geldt voor zaken, die hier in de legger te vinden zijn. Een woning is sinds 1967 al gesplitst. Allemaal zaken, die voorkomen hadden kunnen worden. Het meest ergerlijke vindt hij dat in de eindfase de P.P.D. op 15 mei de bezwaren schriftelijk kenbaar maakt. De stedebouv/kundige gaat de suggesties/bezwaren verwerken» Deze komt dan met een tekening, welke gedateerd is 1 juni 1979» Met rode markeringen zijn de voorgestelde wijzigingen van de P.P.D» aangegeven. De tekening komt 7 mei hier binnen. Het waarom daarvan heeft hij niet kunnen vinden. Dat kon een omissie van hem zijn. Er lag ook een stapel papier van kö cm hoog. Jammer vindt hij - om nog niet te zeggen niet juist - dat in het preadvies over dergelijke wijzigingen geen woord, wordt gerept. Nu kan men wel zeggen dat het moeilijk anders kan, daar men de stukken dan nog later had moeten verzenden. Hij wil erop wijzen dat hij in de adviseur tijdens de eindfase ern stig teleurgesteld is. Hij komt hier bij zijn vragen nog op terug. De consequentie van een en ander is dat de mensen, die conform de bezwaar schriftenprocedure nadat het plan ter visie gelegd wasbezwaar konden maken niet in de gelegenheid zijn gesteld bezv/aar te maken tegen wijzigingen, die door de P.P.C» zijn voorgesteld. Dat betreft onder andere de uitbreiding van een aantal kernrandgebieden. Voor betrokkenen in de gebieden betekent dat dat zij', in de gebruiksmogelijkheden worden beperkt. Ook een aantal woningen is in de overgangsregeling gebracht. Ook dat betekent een beperking van het gebruik. Op zich kunnen de argumenten van de P.P.D. terecht zijn. Alleen de zorgvuldigheid ten aanzien van de inspraakprocedure eist dan dat betrokkenen bezv/aar kunnen maken. Hij moet wel zeggen dat de afwikkeling van de ingediende bezv/aarschriften zorgvuldig gebeurd is. Het college heeft zich niet alleen laten leiden door de adviseur, die het plan heeft ontwikkeld maar ook door de adviseurs van de betrokkenen. Bij de grensgevallen heeft hij het voordeel van de tv/ij fel gegeven aan betrokkene. Hij zou willen weten wat de externe kosten/uitgaven zijn. Wat is de juridische positie? Te weten de onmogelijk heid van betrokkenen om bezv/aar te maken op het ter visie gelegde plan. Wat zijn de consequenties als men voor het verdere verloop van dit plan afziet van deze stedebouv/kundige? Hij wil nog op een aantal concrete zaken ingaan. Hij sou aan het college willen vragen hoe men staat tegenover de stelling op pagina 2 van het preadvies te-weten ':De recreatieve functie van het buiten gebied is door het landschappelijk gegeven zeer beperkt. Het ligt niet in onze bedoeling deze functie verder uit te bouwen, omdat elders op korte afstand voldoende recreatieve uitloopmogelijkheden aanwezig zijn®'» Nu be hoort tot het onderhavige bestemmingsplan ook de strook grond, oostelijk van de haven .gelegen. Zoals men weet heeft de raad bij het komplan besloten de haven te ontwikkelen tot een recreatiegebied. Dat zal consequenties hebben voor het verdere gebied tot aan Standdaarbuiten. Men zou in strijd handelen met het gestelde doel in het preadvies, wat een onderdeel uitmaakt van deze besluitvorming. Verder wil hij vragen hoe het mogelijk is dat enerzijds bij een aantal bezwaarden het bezv/aar tegen de zonering van de oosttangent wordt afgewezen - hij doelt hier met name op het bezwaar van de gezamenlijke boomkwekers - en anderzijds bij een van de latere bezwaarden - onder andere het bezwaarschrift van de heer Rubbens - het bezwaarschrift ten aanzien van dat aspect wordt toegewezen. Bij de behandeling van bezwaarschrift nummer 1A, van de Gewestelijke Raad van het Landbouwsahap voor Noord-Brabant gaat men niet in op de groensingelswat als bezwaar wordt "angevoerd. Later worden

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 204