door de gemeente geleden schadepost, waarover recentelijk nog gesproken is»
De VOORZITTER antwoordt dat dit niet op deze woningen betrekking had. Dat was
een complex van lik woningen. Hier zijn alle grondkosten, zoals deze gemaakt
zijn, teruggekomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
6. Voorstel tot vaststelling ven het bestemmingsplan "Buitengebied".
De VOORZITTER merkt op, namens het college, allereerst een aantal dingen te
willen zeggen. In de eerste plaats is er, tot spijt van het college, buiten
diens medeweten, door de stedebouwkundige adviseur een wijziging aangebracht
naar aanleiding van een inventarisatie die deze gedaan heeft om de kwalifi
catie van de burgerwoning up to date te maken. Bij die gelegenheid heeft
deze zich niet beperkt tot de woningen, die in eerste aanleg waren vermeld,
maar hij heeft er eentje bijgenomen. Het college deelt die aanduiding niet.
Die aanduiding is er, voor wat het college betreft, eigenlijk in geslopen.
Het betreft de woning Moerdijksestraat 15, waarbij het college de kwalifi
catie "burgerwoning" in stand zou willen laten; dus conform het plan. Dit
is geen bezwaarschrift. Dit is het voorstel tot een ambtshalve wijziging, wat
het college niet aan de raad zou vallen doen, maar die door de stedebouw
kundige in feite al is aangebracht. In het ter visie liggend, plan was de
woning een "burgerwoning". In het voorstel is het ingetekend als een bur
gerkoning in slechte staat". Dat voorstel wil het college terugnemen. Dan
is er een foutje geslopen, de leden van de raad zullen dat waarschijnlijk
hebben gezien bij het vergelijken van het advies met het concept-verslag
van de provinciale planologische commissie. De provinciale planologische
commissie wilde een beperking van de mogelijkheid tot het uitbreiden van
burgerwoningen ten opzichte van wat er ter visie had gelegen. Uiteindelijk
is er iets uitgekomen wat een verruiming inhoudt. In artikel 3^ is weggevallen
dat die vergroting mogelijk is met 25% tot een maximum van 600 m3- Dat zou
het college nog in het voorstel opgenomen vallen zien, althans dat stelt het
college voor op te blijven nemen, want dat stond er ook in, dat maximum.
Met betrekking tot de bezwaarschriften 1^, 17 en kj> is het besluit met be
trekking tot het bezwaarschrift weggevallen. Dit dient expliciet geformu
leerd te zijn. In alle drie de gevallen moet daar staan: "Wij stellen u
voor het bezwaarschrift gedeeltelijk ongegrond te verklaren." In de tekst
blijkt dit al wel, maar het moet expliciet zo besloten worden.
Het lid WIJNEN zegt over het buitengebied van Oudenbosch enige algemene op
merkingen te willen maken. Het buitengebied van Oudenbosch, zoals dat op
de plankaart is aangegeven, beslaat ca. 760 ha van het totaal van de ge
meente van 11o3 ha; dat wil zeggen 63% van de gemeentelijke oppervlakte
behoort tot het buitengebied. Het voorbereiden van een bestemmingsplan
voor een dergelijk gebied is dan ook een zeer belangrijke zaak, omdat zulke
plannen als regel voor een periode van 10 jaren gelden. Daarom zou hij toch
enkele opmerkingen willen maken over de procedure met betrekking tot de vast
stelling en voorbereiding van zo een plan. Uit ter inzage gelegde stukken
is gebleken dat er 3 jaren geleden, in april 1976, overleg is geweest met de
plaatselijke landbouworganisatie om een inventarisatie van agrarische be
drijven te gaan verrichten. Hoewel die organisatie een voorstander was van
de spoedige gereedkoming van het plan en veel werk heeft gedaan bij de ver
zameling van de gegevens, werd na de opstelling van de rapporten landbouw
en landschap, nauwelijks nog overleg met die organisatie gevoerd bij de op
stelling van het uiteindelijke plan. De stukken landbouw en landschap kwamen
op 10 augustus 1976 gereed; de uitwerking van de uiteindelijke plankaart
met de daarop betrekking hebbende bestemmingen en de opstelling van de bij
behorende voorschriften is nauwelijks meer in overleg met die organisatie
gedaan. Toch duurde het al met al nog tot februari 1978 voordat men kennis
kon nemen van het voor-ontwerpwaarin dan bleek dat de beide rapporten
zonder verweving van de aspecten landbouw en landschap in de toelichting
waren opgenomen; ze zijn zo maar naast elkaar gezet. Een deel van de reacties
dat gevolgd is op het kennisnemen van het ontwerp-bestemmingsplan door de
N.C.B.-organisatie, het betreft hier onder andere het geval van Oosterhout,