-25- Het lid PLEVIER zegt dat ten aanzien van de commissie beschikbaarstelling expositieruimte de praktische kant zwaarder moet wegen dan de principiële. Hij kan het voorstel om met betrekking tot deze commissie een uitzondering te maken ten aanzien van het openbaar vergaderen ondersteunen. De VOORZITTER zegt dat het college zich heeft laten leiden door het feit dat er in het verleden heel duidelijke uitspraken door uw raad gedaan zijn met betrekking tot de wenselijkheid van openbaarheid. De enige commissie, die het college in dit voorstel uitgezonderd heeft, is het college voor de verlening van bijstand. Men zou zich ook kunnen afvragen of in deze commissie zaken aan de orde komen, die zich lenen voor openbaarheid. Men zou dan eigenlijk het principe kunnen doortrekken. Hij kan zich dan voorstellen dat niemand van die openbaarheid gebruik zal maken omdat het een hoge uitzondering is dat die vergadering niet besloten is. Men heeft gekeken naar het principe. Als er individuele belangen aan de orde zijn dan is er de mogelijkheid om be sloten te vergaderen. Men zal er voortaan attenter op moeten zijn om indi viduele mensen of de gemeente in een nadelige positie te brengen door in het openbaar te vergaderen. Er zijn situaties waarin dat kan gebeuren. Dat doet niets af aan het principe. Hij beluistert dat men het eens kan zijn met be trekking tot het openbaar vergaderen van de commissies, genoemd in dit pre advies, met uitzondering van de commissie beschikbaarstelling expositieruimte. Misschien is het verstandig om de vergaderingen van de commissie be schikbaarstelling expositieruimte voorlopig besloten te houden. Hij heeft de vrees dat deze commissie met de regelmaat van de klok haar vergaderingen begint met te besluiten dat er besloten vergaderd wordt. Dan is het effect in feite nog niet bereikt. Men kan wel aan de commissie vragen om op korte termijn te inventariseren of het niet mogelijk of verstandig is om gewoon in de pas te gaan lopen. Bij het instellen van de commissie voor algemene en bestuur lijke zaken is duidelijk gesteld dat juist daar zaken aan de orde zouden komen die zich niet lenen voor openbare vergaderingen. Toen men daar een inventa risatie maakte kwam men tot de slotsom dat het hoge uitzonderingen zijn dat er besloten vergaderd zou moeten worden. Vandaar dat men gezegd heeft dat hiervoor het principe ook geldt. Wellicht dat een exercitie in die zin van de kant van de commissie beschikbaarstelling expositieruimte, waarbij men het eigen doen en laten gedurende een korte periode onder de loep kan nemen, erg goed kan zjjn. Dan kan over enige tijd ook de wens naar voren komen om ook in het rijtje te mogen. Misschien is dit een praktische oplossing, waarbij men weliswaar het principe ietwat geweld aandoet, maar waarbij men dan de hoop kan hebben dat van- daaruit straks een gemotiveerde deelname aan de openbaarheid zal plaatsvinden. Het lid VAN HOOF zegt zich af te vragen waarom deze commissie niet gewoon mee kan draaien. Men heeft be\<mst gekozen voor openbaarheid. Men heeft het col lege voor de verlening van bijstand hiervan uitgezonderd. Het zou hem te ver voeren om nu al een tweede commissie uit te zonderen. De verslagen van die commissie gelezen hebbend vindt hij dat deze commissie zich duidelijk leent voor openbaar vergaderen. Het lid VAN DER GRAAF zegt, door hetgeen de heer Kop Jansen en de heer Rennings hierover gezegd hebben, niet overtuigd te zijn. Zeker niet als men dat afzet tegen datgene wat nu al in het openbaar gebeurt. In deze raadsvergadering heeft men toch wel in vrij denigrerende zin gesproken over bijvoorbeeld iemand die een bezwaarschrift heeft ingediend. In deze raad heeft men ook gesproken over voorziening voor een gehandicapte, zij het niet in denigrerende zin. Men kan zich dan wel afvragen of het op prijs gesteld wordt dat de naam genoemd wordt. Hiertegenover gaat men zetten het feit of een kunstenaar wel of niet deugdelijk werkt. Een kunstenaar exposeert om in de openbaarheid te treden. De recensent beoordeelt in kranten en weekbladen de kunstenaar vrij hard en kritisch. Met andere woorden wat is er nu eigenlijk met die kunstenaar aan de hand? Kan men niet openlijk praten over waarom wel of waarom niet? Dat verbaast hem in hoge mate. In een bijzonder geval kan het noodzakelijk zijn dat de commissie beschikbaarstelling expositieruimte niet openbaar vergadert, omdat men de kunstenaar kan kwetsen als men wel in het openbaar vergadert. Hij vindt dat men het voorstel eigenlijk moet wijzigen en namelijk daar waar een

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 191