-pU-
in de gelegenheid zal worden gesteld zijn werk te exposeren. Hierbij is het
onvermijdelijk om over de al of niet aanwezige, noodzakelijk subjectief te
beoordelen, kv/aliteit te discuteren. Iedere kunstenaar weet hoe vernietigend
een slechte kritiek kan werken. In het openbaar geuite kritiek zal een
ongewenste en onjuiste bijwerking hebben. Dit erg negatieve effect, waar
van iedere ingewijde weet, dat het jammer genoeg zeer reëel is moet uitermate
zorgvuldig worden overwogen. Men mag van de commissieleden niet verwachten
dat zij kritiek en bedenkingen uiten, als zij zich realiseren welke funeste
gevolgen hun uiteraard subjectieve oordeel voor de betrokkene kan hebben.
Het is te verwachten dat er leden zijn die om deze reden niet meer zo
zinvol zullen kunnen functioneren. Dat over eventuele openbaarheid van de
vergaderingen van genoemde commissie in de commissie zelf nog niet is
gesproken vindt haar oorzaak in de verwachting dat eventuele voorstellen in
die richting met de commissies op de gevolgen daarvan zouden worden onder
zocht. Daarom wil hij voorstellen om deze commissie, zeker voorlopig, uit dit
voorstel weg te laten en haar de opdracht te geven zich over de gevolgen van
een en ander te beraden, waarna zij haar bevindingen aan de raad kan voor
leggen. De beslissing van de raa.d daarna, zal dan beter gefundeerd kunnen
zijn.
Het lid VAN DER GRAAF zegt zich te kunnen herinneren dat in het verkiezings
pamflet van O.N.S. staat dat men voorstander is van openbaarheid van commis
sies. Nu moet men dat niet al te zeer gaan koppelen aan ervaringen in een
bepaalde commissie, die in wezen niets anders doet dan andere commissies,
namelijk praten over zaken en in een enkel geval over personen. Deze verorde
ning geeft dan de mogelijkheid om op het moment dat er over personen ge
sproken wordt over te gaan op besloten vergaderen. Hij denkt dat het om
pricipiele redenen juister is om voor alle commissies dezelfde situatie te
scheppen en om als commissie heel duidelijk gemotiveerd vast te stellen
wanneer en waarom men besloten wil vergaderen, met name bijvoorbeeld als het
over personen gaat; ter bescherming van de privacy. Vandaar dat hij in dat
opzicht niet kan meevoelen met wat de heer Kop Jansen zegt. Een ander element
wat deze heeft ingebracht is dat deze commissies niet allemaal bestaan uit
enkel raadsleden. Hij denkt dat een advies van niet-raadsleden van een com
missie nooit weg is. Men moet hier wel duidelijk vaststellen dat de raad
het kader schept waarbinnen de commissie moet opereren. Als de raad van
oordeel is dat men in het openbaar dient te vergaderen met uitzondering
van de uitzonderingen dan vindt hij dat dat een mogelijke zaak is. Wanneer
hij daaraan nog mag koppelen dat de kv/estie van openbaarheid al een paar dagen
speelt - lang genoeg voor elke commissie om er zich mee bezig te hebben kunnen
houden - dan vindt hij dat hoewel het formele verzoek niet gedaan is, de
commissieleden en de voorzitters toch duidelijk een omissie begaan hebben.
Het lid RENNINGS zegt dat zijn fractie v/el voorstander is van openbaarheid
van commissies. De heer Kop Jansen heeft niet voor niets de relatie gelegd
met de commissie die zich bezig houdt met het beschikbaarstellen van de expo
sitieruimte. Hij vindt dat afgezien het feit dat het nog niet binnen de
commissie aan de orde geweest is - de heer Kop Jansen heeft hiervoor een
verklaring gegeven - men toch gerust zwaar mag laten wegen het feit dat daar
het werk van kunstenaars beoordeeld moet worden. Bij de doelstelling om open
baar te vergaderen is het criterium gehanteerd dat indien zaken aan de orde
komen, die schadelijk voor betrokken personen kunnen zijn, de vergadering dan
besloten zou moeten zijn. Welnu als een commissie zich uitsluitend bezig
houdt met het beoordelen van werken van personen dan is het toch naief om de
commissie iedere keer te laten besluiten dat de vergadering besloten moet zijn.
Hij heeft een paar maal de verslagen van de commissie gelezen. Het gaat
iedere keer over het werk van kunstenaars.
Het lid VAN ELZAKKER zegt dat er in het algemeen geen bezwaren hoeven te zijn
tegen het openbaar vergaderen. Maar hij kan zich indenken dat men agenda's
samenstelt waarin zaken openbaar behandeld worden en agenda's waarin zaken,
over personen, niet openbaar behandeld worden. Hiermede kan men rekening
houden in de praktijk. Niet alle aangelegenheden kunnen om welke reden dan
ook openbaar behandeld worden.