-18-
ook Oudenbosch - hierin zelf zou kunnen doen. Het gaat om het soort woningbe-
leid dat men wenst te voeren. Aan de andere kant kan men kijken naar het be
staande huurwoningenbestand. Ten aanzien van de verkoop van huurwoningen
moet men een uiterst voorzichtig beleid voeren. Daarbij kan hij zich voorstel
len dat het aantal te bouwen woningen per ha met behoud van een tamelijk op
timaal leefmilieu misschien wel hoger kan zijn dan het aantal wat we nu per
ha bouwen. Dat hangt ervan af of het stedebouwkundig bureau ook in alterna
tieven kan denken en werken. Op pagina 3 staat: Zo mag naar onze mening in
geen geval een migratie uit streek- naar stadsregio's worden afgedwongen door
manipulatie van het plaatselijke woningaanbod.Hij wil hierop graag een toe
lichting vragen. Waarom staat dit hier met een zekere stelligheid geschreven?
Hij zou zich kunnen voorstellen dat dit ruimer geformuleerd kan worden.
Het lid WIJNEN zegt bij het lezen van de stukken de indruk te hebben gekregen
dat degene, die het opgesteld heeft, erg begaan is met de gedachten over
schaalvergroting, mobiliteit en dergelijke. Alles wordt onder dit mom ge
vangen. Hij vraagt zich dan wel af wat het effect van schaalvergroting zal zijn.
Het draait toch om leefbaarheid. Ook kleine gemeenten moeten zorgen dat de
gemeenschap leefbaar blijft. Vandaar dat hij de passage over het behoud van
het karakter van Oudenbosch wil benadrukken. Hij vraagt zich wel af of het
gewenst is zich aan de stadsregio Roosendaal te binden. Het lijkt hem beter
om op eigen kracht of in samenwerking met andere gemeenten naar een voor
zieningenniveau te streven en om geen aanhangsel van Roosendaal te worden.
Wat voor rechten hebben de mensen, die in de groeisteden moeten gaan wonen
en die van woonplaats willen veranderen. Daar in Oudenbosch een achterstand
in nieuw te bouwen woningen is lijkt het hem niet gewenst om de overloop
naar de randstad te stimuleren of te vergemakkelijken. Men houdt de mogelijk
heid open dat er zelfs behoefte zou zijn aan nieuwe inwoners omdat de bevolkings
aanwas ontoereikend zou zijn. Wat bepaalt nu de groei van een kern? Hoe
v/erken de verschillende criteria op elkaar? Hoe zwaar wegen de verschillende
functies? Hoe inventariseert men dat? Dit zijn toch eigenlijk dingen, die
in het streekplan ter sprake moeten komen. Hoe bepaalt men de ontwikkelings
mogelijkheden? Hoe voegt men de elementen samen om criteria te verkrijgen
voor het bepalen van de levensvatbaarheid van een kern? Hij dacht dat de
groeiklassen een technocratische aanpak waren, die men niet kan accepteren.
Het lid VAN DER GRAAF zegt een aanvullende opmerking te willen maken over
het karakter van dit stuk. Dit stuk is weinig gericht op het kernachtig
concluderen. Hij vraagt zich af wat het college nu voor ogen staat in de
benadering van provinciale staten. Denkt men in termen van de hele hap wel
weer op te sturen, inclusief de notulen van dit deel van de vergadering,
dan vreest hij dat er van de tiental gemeenten, die zich hierover gebogen
hebben, nogal wat leesvoer ligt voor de leden van de staten. Hij kan zich
voorstellen dat er naast dit stuk, al of niet geamendeerd, een kernachtig
formulering komt in de vorm van een motie, waarin de belangrijkste conclu
sies staan. Hij denkt dat de belangrijkste conclusie onomwonden moet luiden
dat men moet trachten te blijven behoren tot de stadsregio Roosendaal.
Hij zou dat graag neergelegd zien in een motie. Zijn fractie heeft overigens
iets op schrift klaar liggen. De motie is niet erg lang. Hij zou graag van
het college vernemen wat men op dit punt denkt te doen.
Het lid VAN HOOF zegt zich te kunnen scharen achten de conclusies, die neer
gelegd zijn. Hij zou haast zeggen dat in het streekplan zodanige afbreuk
wordt gedaan om als gemeente zinnig te blijven functioneren op allerlei ge
bied. Wanneer het streekplan ongewijzigd vastgesteld wordt dan zal dat voor
Oudenbosch desastreus zijn. Hij vindt, evenals de heer Van der Graaf, dat er
nu een duidelijke uitspraak van de raad moet komen, om de geweldige onge
rustheid met betrekking tot het streekplan aan provinciale staten kenbaar te
maken.
Het lid VAN HOEK zegt dat de bevolkingsopbouw van onze gemeente zodanig is
dat er relatief veel jonge mensen in de leeftijdsklasse van 10 tot 20 jaar
zijn. Juist deze jonge mensen zullen in de komende jaren een beroep doen op de
woningmarktDaarnaast zal een aanzienlijk aantal woningen nodig zijn als
gevolg van de toenemende gezinsverdunning en ten behoeve van één- en twee-