-16-
zeggen de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan is vastgesteld- Dat
is aan normen getoetst. Op datzelfde moment waren er al ontwerpnormendie in
ieder geval de financiële haalbaarheid van Albano, in de zin van zoals zij toen
golden, tot een illusie maken- Men zou dan verwachten dat er overgangsbepa
lingen in zouden staan- Ook deze staan er niet in- Hij weet niet of dit voor
ieder streekplan geldt, maar het geldt in ieder geval voor het onderhavige.
Hij heeft namelijk gemist waarom de relatie naar Roosendaal losgelaten is.
Men kan nu wel zeggen dat dit is omdat Roosendaal een groeikern moet worden.
Dat kan hij zich dan v/el voorstellen. Maar de groeikern Roosendaal ontwikkelt
zich in zuidelijke richting, in de richting van de Belgische grens- Hij vraagt
zich af waarom in het licht van het vorige plan, waarin een link naar het
noord-westen was gelegd, die link losgelaten is en waarom Roosendaal nu in
zuidelijke richting uitbreidt. Ook dit heeft hij niet kunnen vinden. Hij noemt
dit als voorbeeld maar het raakt eigenlijk een veel groter gebied. Hij kan zich
voorstellen dat rond Breda hetzelfde speelt. Maar hier heeft hij het erg essen
tieel gevonden. Als men kijkt naar het waarom dan roept het allerlei vragen op.
In deze tijd van energie-scha rste, althans te verwachten energie-schaarste,
mag men toch verwachten dat het plan zich zal concentreren op goede voorzie
ningen voor het openbaar vervoer. Ten zuiden van Roosendaal ligt geen spoorlijn.
Het is nog maar de vraag of de spoorwegen bereid zijn in Tolberg een station
te vestigen. Hij heeft zich laten vertellen dat de spoorwegen in genen dele
bereid zijn in die richting aanvullende voorzieningen op het gebied van de
spoorwegen te maken. Dat betekent dat men goede voorzieningen in het noorden
heeft - daar heeft men ook de uitvalsweg rijksweg 17 - en dat men niet in die
richting uitbreidt. Daarom zal men straks nieuwe wegen moeten maken. Dat wil
weer zeggen beslag leggen op ruimte. Het zou voor hem allemaal nog aanvaard
baar zijn als hij beargumenteerd terug kon vinden waarom die keuze gemaakt is.
Hij heeft het helaas niet kunnen vinden. Een ander gemis in het streekplan
zijn de alternatieven voor hetgeen is voorgesteld. In 't algemeen ook te
leurstellend omtrent het ontbreken van uitgangspunten, die erop gericht zijn
in te spelen op de toekomstige schaarste aan energie en omtrent het ontbreken
van het beleidskader, zoals hij dat in algemene zin genoemd heeft, dat erop
gericht is de woningbouw daar te situeren, waar de voorzieningen zijn.
Om bij onze gemeente te blijven: wij hebben een onderwijsfunctie niet alleen
voor Oudenbosch maar ook voor de sub-regio Noord-West-Brabant. Een ontwikke
ling ten zuiden van Roosendaal zou ertoe kunnen leiden dat een deel van dit
gebied op veel grotere afstand van de voorzieningen dan zij thans krijgt aan
geboden gebruik moet maken. De groeiklassen vindt hij enigszins kunstmatig.
Man kan dit v/el afstemmen op lange termijnberekeningen over de groei. Maar
als nu de werkelijkheid zo is - hij beperkt zich nu alleen tot Oudenbosch -
dat men 300 woningzoekenden heeft en als men dan een woningbouwprogramma krijgt
dat gebaseerd is op een natuurlijke aanwas van ?9 personen per jaar, dan kan
men zich voorstellen dat in een reeks van jaren de achterstand in de beschik
baarheid van woningen nog lang zal duren. Het v/ordt temeer kwalijker als deze
normen voordat het streekplan v/ordt vastgesteld worden toegepast. Nu moet men
uit zijn woorden niet begrijpen dat hij zit te pleiten voor een grote groei.
Hij vindt het eigenlijk een vorm van onzorgvuldig bestuur. Als men exact aan
de cijfers kan zien hoe groot de behoefte aan woningen is in een gemeente, die
vrijvrel uitsluitend woningen beschikbaar stelt aan eigen inwoners en die krijgt
in het vooruitzicht dat men 29 woningen per jaar mag bouv/en, dan acht hij het
van essentieel belang dat er een overgangsbeleid komt. Hij kan instemmen met de
opmerking in het preadvies op pagina 1, te weten* "Opvallend is dat de mogelijke
maatschappelijke gevolgen van de daarbij gehanteerde ruimtelijke en technische
criteria buiten de beschouwing blijven". Verder is hij het in het bijzonder
eens met de; passage uit het preadvies: "Een oordeel over de wenselijkheid van
een en ander, noch de mogelijke gevolgen van de kwaliteit van het bestaan in
het streekplangebied worden in de nota uitgewerkt.Voorts is hij het eens
met een aantal conclusies met betrekking tot de beleidsuitgangspunten. Een
ervan is "Een karakter dus dat veel meer niveau heeft dan een indeling in
groeiklasse 3i zoals nu v/ordt voorgesteld, hetgeen inhoudt dat de toeneming
van de woningvoorraad ten hoogste gelijk mag zijn aan wat op basis van de