-14-
6. Voorstel tot toekenning van subsidie aan de Regionale Stichting Gecoördi
neerd Be.jaardenwerk voor Hoeven, Oudenbosch, Oud en Nieuw Gastel en Stand-
daarbuiten/80e wijziging gemeentebegroting 1979^
Zonder hoofdelijke stemming worden deze voorstellen aangenomen.
7. Voorstel tot bet beschikbaarstellen van gelden voor de aanschaf van ver
keersborden/8 1e wijziging gemeentebegroting 1979 en 8e wijziging begroting
1979 gemeentewerken.
Het lid VAN EIJKEREN zegt geen probleem te hebben met dit voorstel. Hij wil
slechts een opmerking maken, die op zich niet zo erg bezwaarlijk is. Het
gaat meer om het principe. Het is geleidelijk aan een goed gebruik geworden
dat er meer dan één offerte wordt gevraagd. In dit geval was het beperkt tot
één. Naar hij begrepen heeft zijn er meerdere firma's die dit materiaal kunnen
leveren. Hij vindt dat men het principe ook in kleinere zeiken moet doorvoeren.
Het lid DU PONT zegt dat dit ook in de commissie besproken is. Het college
zal voortaan voor dit soort zaken ook meerdere offertes vragen.
Het lid. VAN HOOF zegt in de commissie begrepen te hebben dat er meerdere
offertes gevraagd zouden worden, zij het telefonisch.
Het lid DU PONT zegt dit niet zo begrepen te hebben. Hij dacht dat de commissie
akkoord was gegaan. Hij heeft begrepen dat men in het vervolg ook voor kleine
zaken meerdere offertes moet vragen.
Het lid VAN HOOF zegt begrepen te hebben dat er telefonisch navraag gedaan
zou worden.
Het lid DU PONT zegt dat dat niet gebeurd is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
8. Bespreking concept herziening streekplan West-Brabant.
Het lid PLEVIER zegt het op de eerste plaats eens te kunnen zijn met het door
burgemeester en wethouders uitgebracht commentaar op het concept herziening
streekplan. Het concept gaat er van uit dat de overloop vanuit de randstad in
de twee of drie groeisteden dient te worden opgevangen. De samenstellers van
het rapport gaan daarbij slechts zeer ten dele in op de vraag waarom zovelen de
randstad ontvlucht zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de kwaliteit en de
kwantiteit van het woonklimaat in West-Brabant geprefereerd worden boven die
in de randstad. Geenszins wordt toegegeven aan het feit dat de ontwikkeling
van de steden is achtergebleven ten opzichte van de ontwikkeling in de kleinere
kernen. Op de oorzaak hiervan wordt onvoldoende ingegaan. Het is overigens
geen toeval dat veel van die klanten naar de kleinere woonkern getrokken zijn.
Naast de financiële aantrèkelijkheid van het huren of kopen van een woning
in een kleinere kern heeft ongetwijfeld voor veel mensen het wonen in een
kleinere gemeenschap op zich al grote aantrekkingskracht uitgeoefend. Velen
voelen zich in het zeer vervlakte leven en in het collectivisme van een grote
stad nog maar slecht thuis en prefereren de kleinere kern. Het is zeer te be
twijfelen of de huidige randstandbewoners bereid zijn zich in de grote voorge
stelde stadsregio's te vestigen; ook al in verband met de afstand tot hun
huidige werk. Velen hebben een woning zo dicht mogelijk bij Moerdijk gezocht.
Misschien is het tegengaan van deze migratie een van de achtergronden, die in
dit rapport zitten. Het gestelde in het rapport berust zijns inziens op mis
schattingen van de migratie vanuit de randstad in de afgelopen periode. Daar
naast is er op dit moment een aantal ontwikkelingen te signaleren welke de
migratie-voorspelling in het concept-herziening streekplan in sterke mate
zou kunnen beinvloeden, zoals bijvoorbeeld de mogelijke aanwijzing van Dordrecht
als groeistad, de stagnerende economie en het vraagteken dat dientengevolge
geplaatst moet worden bij de mogelijkheid inzake vestiging van nieuwe industrie
en het mogelijk dreigende nieuwe olietekort en de daaruit voortvloeiende maat
regelen om het energieverbruik te beperken. Tot zover zijn kritiek op basis
van aanname van het concept met betrekking tot de te verwachten groei van de
bevolking van West-Brabant. De overige uitgangspunten met betrekking tot natuur,
landschap, landbouw en milieuhygiëne zijn veel algemener en bovendien van een