hierover van gedachten te wisselen om in voorkomende gevallen tot een snellere
besluitvorming te komen.
Het lid DU PONT zegt dat men wel onderscheid moet maken tussen twee zaken.
De goedkeuring van het krediet voor het stankvrijmaken van de haven is een
krediet vrat de raad pas in april heeft gevoteerd. Binnen een maand verkrijgt
men hierop de goedkeuring. Het andere betreft eigenlijk uitkeringen ingevolge
de Wet Uitkering Wegen. Daarvoor waren adviezen nodig van de P.P.D. en van
de provinciale waterstaat. Die procedure vraagt kennelijk meer tijd.
Het lid VAN HOOF zegt ten volle collega Van Eijkeren in deze te steunen. Wij
verkeren nu eigenlijk in de gelukkige omstandigheid dat het bij deze twee
zaken toevallig wel snel kan. In de commissie voor openbare werken is door de
directeur gemeentewerken gesuggereerd, dat dit nog wel maanden kon duren.
Vandaar dat men toen in de commissie een opmerking maakte. Los van het feit
dat deze twee zaken op korte termijn hun beslag gaan krijgen blijft er toch
een aantal andere zaken, op dit moment niet noembaar, die in het verleden
tot zeer lange vertragingen in de uitvoering hebben geleid. Hij blijft het
toch een zinnige zaak vinden om bij gelegenheid, als het college daarvoor
op de agenda ruimte weet te makan, hierover in deze raad toch een discussie
te voeren.
De VOORZITTER zegt dat men erg goed op z'n tellen moet passen. V/ij moeten
ons niet al te gemakkelijk laten leiden door opmerkingen. Men moet eerst na
gaan in hoeverre het reeel is. Hij heeft hier een overzicht. Uit de vergadering
van februari zijn nog twee besluiten, welke niet zijn goedgekeurd; uit de
vergadering van maart een besluit en uit de vergadering van april nog 6 be
sluiten, zonder het besluit vrat gisteren is goedgekeurd mee te tellen.
Het lijkt hem verstandiger om in de commissie voor openbare werken, waar deze
aangelegenheid ter sprake kwam, over deze zaak nog eens van gedachten te
wisselen.
Besloten vrardt
a. de stukken, vermeld onder 1 tot en met 13 en 17, voor kennisgeving aan te
nemen;
b. de stukken, vermeld onder 14 tot en met 16, in handen te stellen van de
onder agendapunt 11 in te stellen commissie.
2A. Voorstel tot:
1. vaststelling van de verordening, regelend de samenstelling, taak en werk
wijze van de Welzijnscommissie.
2. instelling van de welzijnscommissie en benoeming van leden.
Het lid VAN DER GRAAF zegt los van dit voorstel, een opmerking te willen maken
aangaande de orde. Dit houdt wel verband met deze verordening. Bij punt 13
krijgen we een voorstel om de verordeningen te voorzien van een eensluidende
bepaling ten aanzien van de openbaarheid en daarnaast een voorstel om alle
verordeningen, althans een aantal genoemde, daarna te verwerken in een veror
dening voor alle commissies. Wanneer men nu besluit dat deze verordening die
zelfde weg zal volgen dan is het niet nodig om inhoudelijk op de verordening
in te gaan afgezien van bijzonderheden, die niet passen binnen een model
verordening voor alle verordeningen. Het lijkt hem zinnig die vraag allereerst
te beantwoorden.
De VOORZITTER zegt dat de heer Van der Graaf hem met zijn voorstel attendeert
op iets wat hij dreigde na te laten. Hij dacht dat het goed was om inhoudelijk
wel op de verordening in te gaan, omdat men met het samenvoegen van al die
verordeningen naar aanleiding van die eensluidende bepaling over openbaarheid
eigenlijk alleen een administratieve handeling wil verrichten door naar een
systeem te gaan. De inhoud van de verordeningen wil men dan onaangetast laten.
Met betrekking tot deze verordening en dan in relatie tot het agendapunt 13
moet hij zeggen dat het voorstel tot het doen van dit voorstel in de vergadering
van burgemeester en wethouders aan de orde is gekomen op een tijdstip liggend
voor het moment waarop men in de commissie voor algemene en bestuurlijke
zaken afsprak dat men zou streven naar een uniforme formulering van de open-