-16- gemeenschappelijke regeling, zoals die thans voor ons ligt. Dat is daar waar de ge meenschappelijke regeling spreekt van het door elke gemeente aanwijzen van een lid in plaats van de door de provinciale raad voorgestelde regeling dat door de gemeente k leden aangewezen worden. Voor de slagvaardigheid en en voor de werkbaarheid van de regeling kan men best met een bestuur, dat aangewezen is door gemeenten, werken. Het tweede punt is dat de ontwerp-regeling van de provincie geen beperking aan geeft wie er in benoemd worden, terwijl het ontwerp van de gemeenschappelijke re geling alleen burgemeester en raadsleden voorschrijft. Het laatste punt is dat de provinciale raad zegt: elke man een stem. Deze regeling zegt gewoon stemmen.Dat wil zeggen dat men bij het beoordelen van van het functioneren van deze ambulance dienst, die werkt voor de stad, de kleine plaats en voor de kleine kern een geheel andere belangenafweging krijgt. Dat is toch erg dominant voor de belangen van de stad. Hij denkt dat voor een dergelijke regeling, die moet inspelen om ook een pa tiënt op een geïsoleerde plaats weg te halen, het toch niet gerechtvaardigd is dat men dat met de optiek van de stad gaat benaderen. Met name door dit laatste punt zou hij willen adviseren - hij wil de eerste twee punten daarbij nog wel voor lief nemen - dat bepaald wordt dat elke man een stem heeft. Het lid VAN DER GRAAF zegt ongeveer gelijkluidende kritiek als de heer Rennings te hebben. Zijn fractie voelt veel meer voor het model van de provinciale raad in plaats van het brouwsel van de gemeente Roosendaal.Wanneer men een vergelijking treft met het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant dan ondekt men dat in de regeling, zoals die wordt voorgesteld door de gemeente Roosendaal,eigenlijk dezelfde problemen zit ten, als die welke er in het Streekgewest zitten. Problemen waarin de kleinere ge meenten zich overruled voelen of overruled worden door de grote plaats.Dit is naar zijn overtuiging een onterechte zaak. Hij denkt dat de voorkeur gegeven moet worden aan het samenstellen van het algemeen bestuur zoals in het model van de provinciale raad wordt aangegeven. Daarmede bereikt men ook - dat vindt hij erg belangrijk - een andere verhouding tussen gemeentelijke bestuurders, die qualitate qua worden aange wezen, en de participanten in het hele proces van het ambulancevervoer. Participan ten zoals het ziekenfonds, moeten wel degelijk een stem in het kapittel hebben. In het model Roosendaal worden zij door gemeenten overruled. Daar wordt geen uitbrei ding gegeven aan de stemmen. We1 wordt gesteld dat er een stem per 5000 inwoners is. De niet gemeentebestuurders hangen daar met een klein stemmetje bij. Gezien de moge lijkheden, die er zijn tot participatie, lijkt hem dat op zich een onaannemelijke zaak. Het model Roosendaal schijnt het ook voldoende te vinden dat het algemeen be stuur maar één verplichte vergadering per jaar heeft. Dat zal dan de begrotings vergadering moeten zijn. Men krijgt uit die gehele situatie en vooral ook door het voldoende achten van die ene vergadering per jaar de indruk dat Roosendaal een zo gering mogelijke invloed van dat algemeen bestuur wenst. Daarmede wordt de invloed van het dagelijks bestuur zo groot mogelijk. Waar dat naartoe leidt valt weer te ontdekken wanneer men nagaat op welke wijze het dagelijks bestuur wordt samengesteld, gezien de stemverhoudingen. Wat hem ook niet juist lijkt is de suggestie van Roosen daal dat de mensen, die het werk voor de gemeenschappelijke regeling doen, in dienst zouden zijn en worden genomen door de gemeente Roosendaal. Niet dat het veel in de rechtspositie van de mensen uit zal maken maar wel omdat dat wederom een versterking van de invloed van de grote gemeente is. Tenslotte komt hij tot de conclusie dat voor zijn fractie het model Roosendaal onaanvaardbaar is en dat het model provinciale raad wel aanvaardbaar is. De VOORZITTER zegt een toch wel gewekte indruk te willen wegnemen namelijk dat het hier gaat om het model Roosendaal. Hij gelooft dat hierdoor een nogal negatief licht geworpen wordt op het gemeentebestuur van Roosendaal, terwijl daartoe geen enkele aanleiding is. In West-Brabant bestaan nu nog 2 ambulancediensten. De ene is die van de stad Roosendaal en de andere is gevestigd in Bergen op Zoom, en v/el een gemeenschappelijke regeling is. Die beide hebben op korte termijn hun bestaansrecht verloren, omdat er door het provinciale bestuur bij de uitoefening van zijn taak op het gebied van de volksgezondheid een ambulance-post is aangewezen. Die centrale post had al veel eerder in een gemeenschappelijke regeling opgenomen kunnen zijn. Door met name de ziekenfondsen is dit ook al heel lang geclaimd. In onze begroting hebben wij nog een post, groot 17.000,die correspondeert met ons deelnemen aan die ambulancedienst. Deze post had men al lang kunnen kwijtraken als er een echte centra le post tot stand was gekomen. Bij het totstandkomen van een centrale post zijn de ziekenfondsen bereid een kostendekkend tarief te betalen. Allerlei gevoeligheden met betrekking tot de vestigingsplaats hebben dit in de weg gestaan. Uit de adviescom missie is bij burgemeester en wethouders van Roosendaal meerdere malen aange-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 16