-21-
Ter afronding van mijn beschouwing van de werkopzet, wil ik graag nog eens
voor u onze wijzigingsvoorstellen samenvatten:
1. de inventarisatiefase 2 wordt uitgebreid met een primair onderzoek naar de
behoeften en wensen van de bevolking;
2. tussen fase k en fase 5 formuleert de raad de globale doelstelling voor
het welzijnsbeleid en
3. de inrichting van fase 6 wordt nader bestudeerd.
Mijnheer de voorzitter, ik kan helaas niet voorbijgaan aan het verslag van
de openbare bijeenkomst van 20 maart j.l., omdat bij ons de vrees leeft dat
enige van de daar gemaakte opmerkingen wellicht een eigen leven gaan leiden.
Het gaat ten eerste over de vraag of verenigingen die tot nu toe geen subsidie
ontvingen,ook daarvoor in de toekomst niet in aanmerking komen. Na dit be
vestigd te hebben - wat al te voorbarig volgens ons - gaat de wethouder in de
fout door te stellen dat het wel in de bedoeling ligt om die vereniging
niettemin in het plan op te nemen. Nog afgezien van het feit dat in het plan
waarschijnlijk geen verenigingen, maar functies genoemd zullen worden, moet
ik er toch op wijzen dat opneming in een plan en van daaruit in een programma
recht doet ontstaan op subsidie. Zo eenvoudig is dat. Gevraagd werd ook of
vakbondsorganisaties subsidiabel zijn in het kader van deze regeling. Ook
dit werd afgewezen. Ik wil er graag op wijzen dat in feite geen enkele
organisatie subsidiabel is, maar hun aktiviteiten. En de Nota van Toelichting
zegt dat het daarbij ook best kan gaan om belangengroepen die verbetering
trachten te realiseren in de eigen maatschappelijke positie. Denk overigens
in dit verband maar aan de sociale school van het N.K.V.
Mijnheer de voorzitter, nog wat slotvragen:
1. over de commissie: zijn er al meer concrete ideeën over de status en de
samenstelling?; 2. hoe wil men alsnog uitvoering geven aan de reële invloed
die belanghebbende groeperingen moeten hebben op de keuze van de vertegenwoor
digers van de burgerij 3» vindt u ook niet dat de commissie weinig tijd
krijgt om warm te draaien Vooral als men in mei benoemd wordt en in juni
al aan de slag moet. Links en rechts in de stukken kom ik tegen de termen
"betrokkenen, direct-betrokkenen, belanghebbenden". Wat mag ik hieronder
allemaal verstaan Kan dat nader omschreven worden
Mijnheer de voorzitter ik ga afronden met mijn instemming te betuigen met
de opmerking in het preadvies dat deze eerste werkopzet een flexibel
karakter moet hebben - hoe flexibel dat is zal ik weldra merken - en dat
deze eerste procedure een leerproces dient te zijn voor iedereen. Een en
ander vereist dan wel dat in alle openheid gewerkt moet worden, en dat
iedereen op elk ogenblik moet kunnen nagaan hoe de stand van zaken op dat
moment is. En tenslotte nog dit: het plannen van welzijnsvoorzieningen
is meer dan het alleen maar verdelen of herverdelen van subsidies. Het gaat
om het ontwikkelen van beleid, waarin met name in het kader van deze rege
ling eindelijk ook eens die groepen aan bod moeten komen die door het huidige
systeem van welzijnsvoorzieningen niet bereikt worden. Trouwens wethouder
Tesselaar van Leiden heeft hierover al gezegd: "politiek bedrijven in de
welzijnssector is een veredeld soort masochisme
Het lid WIJNEN zegt dat zijn fractie gelukkig is met de overzichtelijke vorm
waarin getracht zal worden om tot een sociaal-cultureel plan te komen. Zijn
fractie vindt het ook van groot belang dat de bevolking van de werkopzet
kennis kan nemen. Toch moet men zich realiseren dat het plan voor een be
langrijk deel moet zijn ontwikkeld. Over anderhalf jaar moet de voorberei
dingsfase in z'n geheel afgesloten worden. Het is een nieuwe zaak, welke op
een korte termijn gerealiseerd moet worden. Het is te waarderen dat men üit-~
gaat van de werkelijke situatie. Dat is toch het doel van de decentralisatie.
Men dient uit te gaan van de huidige Oudenbossche situatie en dan bezien
waar verandering c.o. aanvullingen nodig zullen zijn. Het is gevaarlijk uit
te gaan van bij andere plaatsen geleende doelstellingen. Dan ontstaat er een
soort kamerrapport wat hier vreemd aandoet. Het is bovendien maar al te
gemakkelijk om te zeggen dat het zo of zo moet zijn. Hij vindt het ook be
langrijk dat particuliere organisaties voldoende ruimte gegeven moet worden.
Met betrekking tot het instellen van een commissie lijkt het hem gewenst dat