-19- welzijn" of zoals bijvoorbeeld Purmerend dat opgesteld heeft. En deze laatste gemeente heeft zelfs voor het goede werk in deze zaak een schouderklopje gekregen van het Ministerie. Vooralsnog en terecht niet gehinderd door die onaantastbaarheid, wil ik derhalve alsnog proberen enkele wijzigingen in de werkopzet aan te brengen. Bovenaan het verlanglijstje van mijn fractie staat dan het formuleren van doelstellingen, doelstellingen bedoeld in de zin van het benoemen van de richting van het te voeren beleid. In de vluchtige contacten die Oudenbosch tot nu toe met de werkopzet gehad heeft, is dit fenomeen telkens uitgebreid aan de orde geweest. En op een gegeven moment - we schreven toen 11 januari - was het zelfs zover dat ook de ivethouder de mening was toegedaan dat er zo'n discussie moest komen. Helaas, helaas, het is hem niet gelukt zijn beleidsadviseurs van de noodzaak hiervan te overtuigen. Resultaat; in de werkopzet wordt niet gerept over een doelstellingendiscussie. Het is dan ook onzeker wanneer die nu uiteindelijk gepland is. Met wat goede wil, goed zoeken en vooral goed lezen zou je uit de tekst kunnen afleiden dat dat dan ergens op het eind van fase 5 gebeurt, de fase waarin de beleids nota wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Mijnheer de voorzitter, mijn fractie heeft hiertegen vooralsnog onoverkomenlijke bezwaren, en wel om twee redenen: 1. wij vinden dat die doelstellingendiscussie expliciet aangegeven moet worden, en 2. als juist is dat die discussie gepland is in fase 5» dat dat dan te laat is. Ik zal u zeggen waarom. Het vaststellen van de beleidsnota gebeurt uiteraard aan de hand van een concept-beleidsnota. Deze op zijn beurt wordt gevormd door een groepering van de gegevens, verkregen uit de fasen 2 tot en met 4. Tegen deze groepering nu richt zich ons bezwaar, omdat door dat groeperen het beleid in een bepaalde richting gestuurd zal worden. Immers gegevens op zich zeggen nog niet hoe je daar tegenaan moet kijken, of hoe je ze moet ivaarderen. Je zult daar richtlijnen voor moeten hebben. Het opstellen nu van die richtlijnen is een taak van de gemeenteraad, zo zeer zelfs dat de V.N.G. in haar eerdergenoemd boekje "Van plan tot welzijn" zelfs stelt dat de ge meenteraad expliciet op deze verantwoordelijkheid aangesproken moet worden. Trouwens ook de staatssecretaris,mevrouw Kraaijeveld-Wouters, laat zich in deze niet onbetuigd, blijkens haar uitspraak - gedaan op 22 februari j.l. te Sleeuwijk - dat deze afweging bij de gemeenteraad ligt. Ter verdere onder steuning van onze stelling wil ik er ook nog wel de directeur van het pro vinciaal orgaan voor overleg en advies op maatschappelijk terrein van de provincie Gelderland, de heer Van Veen, er bij halen met zijn stelling (ik citeer): "Wil de gemeenteraad haar taak goed vervullen, dan moet men voor komen dat in de fase van de beleidsvoorbereiding door commissies, werkgroepen, ambtenaren of deskundigen keuzen gemaakt worden, die niet door hen, maar door de raad gemaakt moeten worden" (einde citaat). Zo hoort men het ook eens van een ander. Mijnheer de voorzitter, wij - en degenen die dat al eerder aangetoond hebben met ons - bevinden zich voorwaar in een goed gezelschap. Concluderend dient de raad volgens ons dan ook uiterlijk op de scheidslijn tussen fase en fase 5i in tijd gemeten zo ongeveer rond de jaarwisseling, een globale doel stelling te formuleren. Het argument dat de raad niet wereldvreemd moet bezig zijn, is dan niet meer geldig, omdat op dat moment al op tafel liggen: 1. een schets van Oudenbosch, via de gegevens verkregen in de fasen 2 en 3i en 2. de mening van de bevolking (fase *0 Dat vormt volgens ons voldoende basismateriaal om te kunnen zeggen wat wij daar nou mee willen, zonodig gesteund door de doelstellingen genoemd in artikel 2 van de Rijksbijdrageregeling en eventueel ook met de suggesties van de V.N.G. terzake. Daarna, dus na die formulering van die richtihgbe- palende, globale doelstellingen, kan dan begonnen worden aan de opstelling van de concept-beleidsnota - het begin van fase 5 - via 1. confrontatie van alle gegevens onderling 2. confrontatie van de gegevens met de doelstellingen, en 3. confrontatie met de randvoorwaarden (financiële ruimte, prioriteiten andere beleidsterreinen)

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 148