-18-
had dat van die zijde helemaal niet verwacht.
De VOORZITTER zegt te willen vragen binnen het kader van het voorstel te
blijven.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
6. Voorstel tot verhoging van het bedrag der verzekering bij Frauderisico-
Onderlinge van Gemeenten (F.O.G.)/68e wijziging der gemeentebegroting 1979°
7. Voorstel tot vaststelling van de vergoeding ex artikel 101 van de Lager-
onderwijswet 1920 over 1978 ten behoeve van de Stichting Katholiek Onderwijs
Burgemeester van den Dries.
Zonder hoofdelijke stemming worden deze voorstellen aangenomen.
8. Voorstel tot vaststelling van de werkopzet in het kader van de Rijksbij
drageregeling Sociaal Cultureel Werk/75e wijziging gemeentebegroting 1979°
Het lid DEN BRABER zegt het volgende:
"Mijnheer de voorzitter, wij staan hier - weliswaar niet gewapend met champagne
bij de tewaterlating van een nieuw beleidsinstrument de Rijksbijdrageregeling
Sociaal Culturele Activiteiten. De vader van dit beleidsinstrument - de
Knelpuntennota - zegt dat het doel moet zijn via een democratische en plan
matige beleidsvoorbereiding op lokaal niveau te komen tot het méér en beter
doen aansluiten van welzijnsactiviteiten en -voorzieningen op de behoeften
en wensen van de bevolking. Voordat ik hier nader op in ga, moet ik u mede
delen dat ik bij de stukken een aantal zaken gemist heb. Twee ervan wil ik
met name noemen:
1. de Rijksbijdrageregeling zelf, althans het ontwerp want de definitieve
versie is nog niet gepubliceerd, en
2. de eigen visie van de wethouder op het welzijnsplan, dat ons blijkens de
programma-afspraken van de coalitie nog voor 1978 was toegezegd.
Ondanks dat, mijnheer de voorzitter, hoeft u zich hierover niet ongerust te
maken, want ik ben er toch wel uitgekomen dankzij wat zelfwerkzaamheid.
Mijnheer de voorzitter. Het accent moet liggen op een onderling samenhangend
en op de behoeften en vragen van de bevolking afgestemd aanbod van sociaal
culturele activiteiten, aldus wordt het gesteld in de Nota van Toelichting
van de Rijksbijdrageregeling, die even tevoren al vermeldt dat degenen voor wie
de activiteiten bestemd zijn daadwerkelijk invloed moeten kunnen uitoefenen
op de besluitvorming en (mede)zeggenschap moeten hebben in de vormgeving
en programmering. Met andere woorden, mijnheer de voorzitter, democratisering
van de besluitvorming én democratisering van de uitvoering. Dat is nogal wat.
Het spreekt dan ook vanzelf, dat bij een dergelijke gang van zaken een goede
procedure niet gemist kan worden. Een procedure waarin aangegeven staat
wie wat mag of moet doen en op welk moment, en wie wanneer en waarvoor verant
woordelijk is. Het is dan even vanzelfsprekend dat zo'n procedure uitgebreid
besproken moet worden met eenieder die er belang bij heeft, in feite dus de
gehele Oudenbossche bevolking. Aan dit laatste is voldaan, dat heb ik althans
begrepen uit de organisatie van de openbare avond van 20 maart j.l. Inhou
delijk is er verder niets van terug te vinden in de procedure, maar in dat
opzicht is er geen verschil met de resultaten van het informele beraad van
de raad op 31 januari j.l. of met die van de werkgroepvergadering van 11
januari. Hoewel bij elk der genoemde gelegenheden opmerkingen ten aanzien van
de procedure zijn gemaakt, is daar tot op dit moment niets van terug te vinden.
Helaas, want nog afgezien van het feit dat de werkopzet daarmee min of meer
het oduim van onaantastbaar op zich laat, geeft dat ook niet zo'n goede
indruk over de zin van inspraak. En dat is een niet zo veelbelovende start
van een project, waarin het er juist op aan komt dat de gemeente het oor
goed te luisteren legt bij een ieder die terzake een inbreng wil hebben.
Trouwens dat onaantastbaarheid zou de werkopzet niet passen, want er zijn
best andere en wellicht ook betere procedures denkbaar. Ik denk daarbij bij
voorbeeld aan het model dat de V.N.G. schetst in haar boekje "Van plan tot