gebeurd is. Aan de andere kant moet men begrip hebben voor het feit dat, als iemand in z'n eentje, zich niet de allerweerbaarste voelend, op een boot zittend, constateert dat het niet goed gaat, zij zich dan in eerste instantie door haar angst zal laten leiden en zich daarom in een wat sterkere toon tot de raad wendt. Op zich is dat wel begrijpelijk. Hij gelooft wel dat de houding geïnspireerd is door een expert. Hij gelooft dat experts het werk goed doen als men streeft naar 300 zekerheid, want zij willen in de toekomst dit soort zaken voorkomen. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de heer Van Hoof stelt dat de schade niet volledig te wijten is aan de gemeente. Hij dacht dat hij dit door zijn keuze voor de soort verantwoordelijkheid duidelijk had gemaakt. Hij is het volledig eens met de voorzitter wanneer deze stelt dat de gemeente aanvankelijk meer gedaan heeft dan dat zij wettelijk zou moeten doen. Alleen valt daarover nog wel een opmerking te maken, namelijk dat mevrouw Stroethoff van de directeur van gemeentewerken - dit is in de stukken terug te vinden - een aantal zaken beloofd heeft gekregen. De direkteur heeft de gemeente eigenlijk vastgelegd dat zij dit en dat zal doen. Dit maakt de verantwoordelijkheid van de gemeente wel wat sterker. De gemeente kan zeggen: mevrouw Stroethoff daar is de ligplaats en zorg dat u dan en dan daar bent, of men kan zeggen dat men als gemeente hand- en spandiensten zal verrichten. Hierin zit toch wel een verschil. Bij het laatste gaat men toch een zekere verantwoordelijk heid aan. Mevrouw Stroethoff is zelf ook niet deskundig. Dit is wel gesugge reerd door de heer Rennings. Mevrouw Stroethoff is deskundig in het gewend zijn aan het wiebelen van haar huis. Zij is geen deskundige op het punt van schepen afmeren. Zij heeft hierover in de zwaaikom in de bagger ook weinig zorgen gehad. Het probleem is pas opgetreden nadat zij met haar woonark naar een andere plaats met dieper water en onbeschut gegaan was. Het zou te ver voeren om te mogen verwachten dat mevrouw Stroethoff op dat punt kon voorzien wat er zou gaan gebeuren. Daarbij is misschien ook wel de opmerking relevant, die de heer Van Hoof maakte, namelijk dat voordien de zaken ook niet optimaal waren. Eigenlijk wel, want in de zwaaikom gebeurde er niets. Hij heeft zich geërgerd aan de meningen dat mevrouw Stroethoff onvriendelijk was. Op de eerste plaats kan hij uit de brief gericht aan de raad nauwelijks afleiden dat zij onvriendelijk is. Integend.eel het is een vrij deemoedige brief. Zij schrijft uit een gevoel van onmacht. Zij schrijft dat zij met diverse ambtenaren gesproken heeft, ook met de secretaris, alles tevergeefs. Het is dus meer een deemoedige brief dan een brutale brief. Er waren we1 ge ruime tijd moeilijkheden. Het was al geruime tijd zo dat men niet op of van die woonark kon komen, zonder heksentoeren uit te moeten halen. Op dat moment lag de voordeur al wel uit z'n hengsels; de sponningen waren toen vernield terwijl de loopbrug voorlopig opgehangen was aan een paar touwtjes om te voorkomen dat deze onder het schip zou verdwijnen. De laatste opmerking van de voorzitter namelijk dat wij toch rekening moeten houden met hoe deze alleenstaande vrouw zich op dat moment voelde, vindt hij meer te waarderen dan het hakken op het feit dat mevrouw Stroethoff zo onvriendelijk zou zijn. Natuurlijk is mevrouw Stroethoff duidelijk beïnvloed door experts. Wat wil men anders? In dit geval is er een deskundige bijgekomen vanwege de schade. Zij zou gek zijn als zij haar oren zou laten hangen voor dat wat die des kundige vertelt. Hij heeft vorige raadsvergadering inderdaad uitgesproken begrip te hebben voor de voortvarendheid waarmede het college aan het werk was. Dat betekent niet dat hij geen bezwaren had dat in die vergadering geen brief ter inzage lag. Uit het feit dat het college met voortvarendheid heeft gewerkt heeft hij niet kunnen afleiden dat die voortvarendheid 6 weken zou duren en dat er dan iets uit zou komen wat naar zijn mening door een advo caat, een op dit terrein ondeskundige, is aanvaard als het ene mogelijke. Dat neemt niet weg dat een burger, die 14 dagen voor een raadsvergadering een brief dateert en die zorgt dat die brief tijdig genoeg hier op het gemeente huis is, niet weet wat hij moet denken vooral als hij ontdekt dat de raad van die brief geen weet heeft. Het gaat hier om een verzoek om voorziening en dat betreft een zekere spoedeisendheid. Nu denkt de voorzitter dat het geen verschil maakt of de raad die brief toen wel of niet gezien zou hebben.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 142