-33-
lijke reilen en zeilen een beeld gevormd kan worden»
Het lid DEN BRABER zegt dat hij de mening van de voorzitter over de huidige^
manier van toerekenen, welke reeel is, deelt» Men zou aan het streven van die
stichting tegemoet kunnen komen door een nieuwe kracht inzetbaar te maken»
Dat terugkomen op 1978 zou bij voorkeur voor juni moeten gebeuren anders moeten
v/ij in een ander dienstjaar gaan rommelen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
18.1 Voorstel tot het verlenen van subsidie over 1979 aan:
a. de Stichting Maatschappelijk Centrum.
b. de Stichting Gemeenschapstehuis/65e wijziging van de gemeentebegroting
1979 o
Het lid RENNINGS zegt dezelfde opmerking te willen maken als bij het voorgaande
voorstel, alleen met dien verstande dat hij weet dat men een beleidsnota heeft
en dat deze ter discussie staat. Hij zag graag dat volgend jaar, een jaar verder
zijnde, hetzij een beleidsplan, hetzij een kort verslag over het bestuurlijk
reilen en zeilen aan de begroting wordt toegevoegd.
Het lid WIJNEN zegt een opmerking te willen maken over de post sport- en spel-
instuif. In een circulaire aan de deelnemers is gesuggereerd dat dit niet ge
continueerd kan worden. Zij die sport en spel niet in verenigingsverband be
oefenen, worden niet in de gelegenheid gesteld dit v/el te doen. Vandaar dat
hij met klem wil verzoeken bij het maatschappelijk centrum aan te dringen dat
deze activiteit voortgezet v/ordt.
Het lid DEN BRABER zegt beide instellingen een pluim te willen geven voor de
kwaliteit van de begroting. De schoolbesturen in Oudenbosch zouden hiervan
nog veel kunnen opsteken. Verder is hij blij met de gesignaleerde dialoog
tussen maatschappelijk centrum en de bevolking. Het verwondert hem wel dat een
vraag in de subsidiecommissie, betreffende 5-000,voor S.O.J.O., uitmondt
in het opvoeren van een bedrag ad 7-035»Dit zonder enige toelichting»
Onderaan pagina 2 gaat men 22.500,korten op de rijksbijdrage, omdat Fidei
et Arti pas vanaf september in exploitatie komt. Hij kan mededelen dat deze
korting ten onrechte is. Oudenbosch ontvangt voor beide instellingen j 118.398,
ongeacht het feit of zij een heel jaar dan wel een gedeelte daarvan actief zijn.
Hij heeft deze situatie voorgelegd aan het ministerie. Daar heeft men gezegd
dat dat zo is. Dit schept de mogelijkheid om, als men daar overhoudt, andere
instellingen iets meer te geven. Dan rest hem nog de vraag of artikel 5»
punt 3» var* het uitvoeringsbesluit verplicht gestelde opgaven van instellingen
die worden aangemerkt als in aanmerking komende voor de rijksbijdrageregeling
- dat zijn er meer dan vermeld staan; bijvoorbeeld de harmonie, S.O.J.O.,
de Peuterspeelzaal - voor 1 april bij het ministerie moet zijn. Hij heeft
hiervan nog niets gemerkt. Bij de stukken ligt de voorlopige opgave voor de
rijksbijdrage. Daarbij zit ook 20.007,-- voor de Muziekschool» Hij zou
willen vragen of men nog wijzigingsvoorstellen kan verwachten ten aanzien van
de begroting van de muziekschool. Bij de behandeling van de begroting van de
Muziekschool in december heeft men geen rekening gehouden met deze 20.000,
Het lid BROUWERS zegt dat het geen enkel probleem is om de opmerking van de heer
Rennings over het bestuurlijk reilen en zeilen mee te nemen. Met betrekking
tot de opmerking van de heer Wijnen inzake sport- en spelinstuif moet hij zeg
gen dat de ivijze waarop dit gebeurt bij het maatschappelijk centrum ter
discussie staat. De continuering is in ieder geval wel gegarandeerd. Hierbij
moeten opmerkingen worden geplaatst als het gaat over de personele mogelijk
heden. Het principe van sport- en spelinstuif zit voorlopig niet op de wip. Hij
denkt dat de opmerking van de heer Den Braber inzake 22.500,in mindering
brengen op de rijksbijdrage toch een discutabele zaak is. Door het college is
dit bedoeld als een zekerheid» Fidei et Arti v/ordt niet het gehele jaar benut.
Dat is het motief waarom het college verwacht dat men die 22=500, niet ont
vangt. Als de heer Den Braber duidt op informatie, waaruit blijkt dat dat niet
hoeft, dan zou hij daarover graag beschikken Althans als daaruit de zekerheid
vastgesteld mag v/orden dat het inderdaad ten onrechte is dat 22.500, in^
mindering worden gebracht op de rijksbijdrage. Met betrekking tot de opmerking