_?5-
Het lid VAN HOOF zegt bij een soortgelijk voorstel tegen gestemd te hebben»
Hij wil conseouent zijn. Als het gaat om verharding van eigendommen van
particulieren dan vindt hij dat geen taak van de gemeente. Dan gaat men pre
cedenten scheppen. Hij is tegen dit voorstel.
Het lid VAN EIJKEREN zegt dat zijn fractie er principieel ook enige moeite
mee heeft. Enkele raadsvergaderingen geleden heeft men een soortgelijk be
sluit genomen. Toen zou het geen precedentwerking hebben omdat het over het
verharden van het laatste pad ging. In de commissie is gebleken dat het nu
echt om het laatste pad gaat. Vandaar dat zijn fractie even over haar principes
heen stapt. Het blijkt in de praktijk goed te functioneren. Alseen pad ver
hard is dan krijgt dat - hoe gek dit ook klinkt - een milieu-vriendelijker
karakter.
Het lid WIJNEN zegt dat hetgeen de heer Van Hoof zegt in principe een onjuiste
zaak is. Gezien het feit dat dit het laatste pad is wat onverhard is, is hij
voor dit voorstel.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen, onder aanteke
ning dat het lid Van Hoof tegen dit voorstel is.
6. Voorstel tot toekenning van subsidie aan de Stichting Regionaal Dienst
verleningscentrum Kleinbedri.jf/5^e wijziging gemeentebegroting 1979°
6.1. Voorstel tot toekenning van subsidie aan de Stichting tot Steun van de
Protestantse Geestelijke Verzorging bij de Krijgsmacht/^e wijziging gemeen
tebegroting 1979°
Zonder hoofdelijke stemming worden deze voorstellen aangenomen.
7. Verzoek van de heer C. Meesters, wonende Moerdijksestraat 15, alhier, om
voorziening tegen het besluit van burgemeester en wethouders d.d. 9 januari
1979 tot aanhouding van de beslissing op zijn aanvraag om een bouwvergunning.
Het lid WIJNEN zegt zijn bezorgdheid te willen uitspreken omtrent vorderingen
bij de uitwerking van het bestemmingsplan. Dit schijnt het zoveelste geval te
zijn wat in de knel dreigt te geraken.
Het lid VAN HOOF zegt in de brief van betrokkene gelezen te hebben dat hi;
een onderhoud met het college wilde hebben. Hij zou willen vragen of dit
onderhoud ook plaatsgevonden heeft.
Het lid VAN EIJKEREN zegt bezwaren te hebben tegen het toenemen van bio-m-
dustrie. Dit op grond van iets, waarmede een dergelijke aanvraag toch niet
tegen te houden zou zijn, anders dan op de milieu-eisen, zoals die onder an
dere recht gedaan worden via de Hinderwet. Hij zou in het algemeen willen aan
dringen om bij binnenkomende verzoeken de zaak van die kant ook nauwkeurig te
begeleiden. Hij heeft een vraag omtrent de adviezen van de Adviescommissie
Agrarische Bouvaanvragen. In provinciale staten zijn hierover door de vertegen
woordigster van de P.v.d.A./P.P.R. te weten mevrouw Satijn, vragen gesteld.
Vragen in die zin of die adviezen openbaar kunnen zijn. Daarop is geantwoord
dat dat een zaak is van de gemeente. Hij zou willen voorstellen dit verzoek
omtrent openbaarheid mee te nemen en in een volgende vergadering met een voor
stel te komen. Hij kan zich voorstellen dat het in bepaalde gevallen belangrijk
is dat dergelijke adviezen voor raadsleden toegankelijk zijn.
De VOORZITTER zegt dat het grote aantal bezwaarschriften en de resultaten van
het vooroverleg het moment bepalen waarop men met het bestemmingsplan kan
komen. Men moet er in ieder geval over twee maanden mee komen.
Met betrekking tot de vraag van de heer Van Hoof moet hij bekennen dat men op
het verzoek van de heer Meesters niet positief gereageerd heeft. Of het aan
de situatie iets gewijzigd had, weet hij niet. Aan de heer Meesters had men
dan wel zijn precaire situatie kunnen uitleggen. De heer Van Eijkeren mag
op zijn advies om deze zaak met zorg te begeleiden, rekenen. Met betrekking
tot de vraag over de openbaarheid moet hij zeggen dat dat voor raadsleden
geen probleem is. Ten aanzien van de openbaarheid voor anderen zegt hij toe
dat men hierop terug zal komen.