-16-
aanpakken van de problematiek ten aanzien van het ten uitvoer brengen van de
verordening op de verblijfsgebouwen kan gebruiken. Dit zal zeker op korte
termijn er bij betrokken worden. Hij wil graag onderschrijven dat de handvaten,
die uit het overleg van die werkgroep gekomen zijn niet zo zijn dat men er
van alles aan kan ophangen. De vraag is ook of dat men dat kan verwachten.
De werkgroep kwam tot de conclusie dat het met name de problematiek was van
de niet-economisch aan onze gemeente gebonden personen. Daar waren ze ook
niet representatief voor. Vandaar dat men gezegd heeft dat men los daarvan
gaat kijken of men toch geen mogelijkheid heeft om gebruik te maken van die
subsidiemogelijkheid, die een aantal jaren geleden door de staatssecretaris
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gecreëerd is. Dat is ook de reden
waarom er niet meerdere bijeenkomsten geweest zijn. De conclusies uit deze
groep waren gemakkelijk te formuleren. De opmerking van de heer Van Hoof
van: als er ernstige situaties zijn deze dan gewoon de aandacht moeten verdie
nen; zal eenieder wel willen onderschrijven. Er is een verschil tussen iets de
aandacht geven en onmiddellijk de concrete oplossing op tafel hebben. Men
zal gewoon een aantal inventarisaties moeten doen. In het licht van een aan
tal normen, die men aanneemt, zal men bekijken of men problemen kan oplossen
of een handreiking kan doen. V/at dat betreft is het beoordelen van de rapportage
van gemeentewerken de volgende stap. Die werkgroep bestond uit de heren Stoof,
Carton, Veeke en hemzelf. Niet hebben meegedaan de heer Zandee en de Marok-
kanse en Turkse werkgroep. De heer Van der Graaf geeft wel eens vaker zijn
eigen benaderingen van het gemeenterecht. Vanavond geeft deze weer een staal
tje weg, terwijl hij heel zeker weet dat de heer Van der Graaf het veel beter
weet. Het is niet zo dat er sprake is van individuele verantwoordelijkheid van
een individuele wethouder. In feite is er alleen maar een collegiale aan
sprakelijkheid. Daarop kan men op een goed moment een wethouder aanspreken.
Dat doet men dan op grond van de taakverdeling binnen het college en niet
omdat men het aardig vindt een bepaalde wethouder aan te spreken of omdat men
vindt dat het in zijn pakket zit. Van dat college maakt hij ook deel uit.
Binnen dat college participeert hij ook in andere taken dan die wettelijke.
De heer Van der Graaf kan zich daar niet vein afmaken met het feit dat hij
alleen de voorzitter aanspreekt op zijn wettelijke taken. Dan blijft er ook
nog de mogelijkheid om het college als totaliteit aan te spreken. Die moge
lijkheid is niet te ontzeggen. Hij vindt dat de heer Van der Graaf onrecht
doet aan de situatie door zo maar een willekeurige wethouder, zonder dat dat
past in de taakverdeling, daarop aan te spreken. Dan wordt aandacht besteed
aan het feit dat de wethouder wel een rol bij de besluitvorming speelt. Hij
gelooft dat dat niets te maken heeft met het feit dat het tot een taak van een
ander kan behoren. Bij collegiale besluiten hoort dat men gezamenlijk over
leg pleegt en hoort dat de beïnvloeding van iedere kant kon komen. Hij is
blij dat de heer Van der Graaf in ieder geval toch met betrekking tot de be
manning van die werkgroep zich in zijn bezwaren niet richt op het feit dat er
naar zijn mening niets is uitgekomen. Hij wil graag beamen wat de heer Van
der Graaf graag uit had willen zien komen. Hij heeft geprobeerd aan te tonen
dat er toch wel iets uitgekomen is, zij het dat dat nog niet tot tastbare
resultaten geleid heeft. De heer Van der Graaf was voorstander om onmiddel
lijk te beginnen met een commissie. Dan komt men tot een stuk knutselwerk
waaraan de heer Van der Graaf zegt de voorkeur te willen geven. Men heeft ge
zamenlijk geconcludeerd dat men vond dat het ging om een zaak die goed voorbe
reid moest worden. Het gaat om het overdragen van bevoegdheden van de raad of
om het opdragen van een aantal taken. Hij denkt dat het met de zorgvuldig
heid, die men hier altijd probeert aan de dag te leggen, de enige methode is
om verantwoord te besturen. Hij denkt dat de methode, die de heer Van der
Graaf voorstaat, erg grote risico's met zich brengt. Hij begrijpt nu pas
goed wat de heer Van der Graaf met de stap bij stap-taktiek bedoelde. Hij dacht
eerst in een andere richting. Hij gelooft dat als de bewoners van de pensions
die gesloten zijn, zelf de problemen hebben kunnen oplossen, men daarmee ge
lukkig moet zijn. Hij denkt dat geen enkele situatie zo accuut is dat men daar
onmiddellijk moet ingrijpen. Als dat het geval zou zijn dan gelooft hij dat
het onmiddellijk zou gebeuren. Daar waar een mogelijkheid is om met dat uit
stel de mensen de gelegenheid te geven zelf de problemen op te lossen dan ge
looft hij dat men er goed aan doet om dat ook te doen.