-10-
kiezen op grond van dit artikel 2, lid k: "Personen vanwie een bijdrage
mag worden verwacht, vanuit hun kennis enz. enz» Het is overigens voor
mij nog geheel niet zeker dat ik mij straks zal willen en kunnen
commiteren met een college voor de verlening van bijstand, waarvan ik
de indruk heb, dat een meerderheid niet in staat zal zijn om de vereiste
bijdrage te leveren.. Ten slotte heeft de raad het ten aanzien van de af
vaardiging vanuit deze raad, al voor 50$ laten afweten."
De VOORZITTER zegt heel nadrukkelijk van de hand te willen wijzen de
verdachtmaking van de zijde van de heer Van der Graaf dat er vanuit het
college gemanipuleerd wordt. Voorts wil hij erop attenderen dat het voor
stel, zoals dat hier ligt, geenszins de raad in welk opzicht ook beperkt.
Het gaat om een aanbeveling. Het is aan de raad om vrijelijk iemand te
benoemen.
Het lid RENNINGS zegt vorige keer gevraagd te hebben de organisaties
op een andere wijze te benaderen en ook de werkgeversorganisaties om
advies in deze te vragen. In tegenstelling tot hetgeen de heer Van der
Graaf stelt is hij van mening dat het college deze wensen heeft uitgevoerd
In de brief aan de organisaties heeft het college nadrukkelijk gesteld
dat de raad de wens te kennen heeft gegeven dat de organisaties meerdere
kandidaten moesten voordragen. Dat de organisaties daarop in belangrijke
mate reageren met het voordragen van dezelfde kandidaten als waaraan zij
in een eerder stadium adhesie hadden betuigd, doet niets af aan het feit
dat het college, zij het in dezelfde bewoordingen, die organisaties heeft
uitgenodigd aan de wensen van de raad tegemoet te komen. Hij is het
daarom niet eens met de heer Van der Graaf dat het college op manipula
tieve wijze een voordracht heeft gedaan, die in feite neerkomt op de
oude voordracht in een nieuwe verpakking. Als dat die indruk maakt dan
is dat het gevolg van het feit dat organisaties van mening waren dat de
kandidaten, die in eerder stadium werden genoemd, ook nu naar voren wor
den gebracht. Kennelijk hebben die organisaties vertrouwen in die mensen
en hebben zij in de ogen van die organisaties op een goede wijze gefunctio
neerd. Hij geeft toe dat dit erg moeilijk is vast te stellen, omdat het
college voor de verlening van bijstand in beslotenheid vergadertHij
heeft nog nooit vernomen hoe dat college functioneert. Derhalve heeft
hij redenen om aan te nemen dat die beslotenheid is gewaarborgd. Hij
vindt dat men niet alleen moet kijken naar de wijze waarop zij inbreng
kunnen leveren vanuit het maatschappelijk werk of het kader van de bij
standswet, maar vindt ook dat een volgend criterium moet worden toege
voegd, namelijk een zo breed mogelijke samenstelling, welke gedragen
wordt door de samenstelling van de bevolking. Met andere woorden het is
niet alleen een kwestie van deskundigheid, maar het moet bovendien een
breed draagvlak hebben vanuit de bevolking. In die zin denkt hij dat men
ook minderheidsgroepen, die in het kader van de bijstandswet een speci
fieke kennis vergen, hierbij moet betrekken. Er worden aanzienlijke be
dragen besteed aan het verstrekken van leningen aan het midden- en klein
bedrijf. In de begroting van 1970 was hiervoor een bedrag van 1,2 miljoen
gulden opgenomen. Dit om aan te tonen dat men er op zich zelf met de
kwantitatieve verhoudingen van de samenleving niet komt. Hij is het met
de heer van der Graaf eens dat men van de voorgedragen kandidaten in ieder
geval, op grondman hun kennis en ervaring, een goede inbreng mag ver
wachten. Hij is het niet eens met de stelling, zeker niet daar waar het
gaat om de bijstandswet, om te spreken van een coupe van O.N.S. van 5
september, die zijn fractie wordt toegedicht. Van een commissie voor de
bijstand mag men in een zekere mate een continuïteit verwachten. Dit is
niet iets wat men tot elke prijs moet handhaven. Dit wil hij er op voor
hand bijstellen. Het feit dat een aantal leden van de commissie in vorige