-23-
22. Aanwijzing leden commissie beschikbaarstelling expositieruimte.
Het lid VAN HOOF zegt dat bij het instellen van deze commissie langdurig
is gediscuteerd over de gevolgde procedure. Destijds is uitdrukkelijk ge
vraagd een andere procedure te volgen. Hetzelfde lid dat dit gevraagd
heeft maakt nu deel uit van het college. Hij kan niet goed volgen dat
deze met dit voorstel akkoord kan gaan. Hij wil pleiten voor het volgen
van een andere procedure, namelijk het plaatsen van een advertentie,
waarop belangstellenden kunnen solliciteren. Wel wordt als argument aan
gevoerd dat bedoelde commissie pas sinds kort functioneert en daarom
nog niet de kans heeft gekregen zich te bewijzen. Dit doet in feite niets
af aan de te volgen procedure. Hij kan zich met de gevolgde procedure
dan ook niet verenigen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt bezwaar te hebben tegen een aanbeveling, welke
niet meer namen bevat dan er personen gekozen of benoemd moeten worden.
Nu heeft de raad geen mogelijkheid om te kiezen. Men kan nu niets anders
doen dan het voorstel terugnemen of overgaan tot het benoemen van de
aanbevolen personen.
De VOORZITTER zegt dat het college niet een procedure wilde volgen
alleen om de procedure, dat wil zeggen niet alleen maar mensen uitnodigen
om te solliciteren, terwijl je het voornemen hebt de aanbeveling, uit de
overweging, welke in het preadvies is weergegeven, uitsluitend betrekking
te laten hebben op personen, die samen al eerder die commissie vormden.
Hij wil graag recht op laten de conclusie met betrekking tot de sollici
tatieprocedure, zoals eerder is afgesproken. Men krijgt dan wel de vraag
of men een commissie, die zo kort aan het functioneren is moet ontbinden.
De expositieruimte wordt beter benut dan voorheen. De heer Van der Graaf
heeft een heel ander bezwaar, namelijk dat het aantal personen op de aan
beveling overeenkomt met het aantal te benoemen personen. Van een aan
beveling kan men afwijken. Dit zal in de praktijk weinig voorkomen. Uit
praktische overwegingen heeft het college dit voorstel gedaan, zoals dit
nu hier ligt.
Het lid VAN HOOF zegt voorop te willen stellen niets te hebben tegen de
personen, die op de aanbeveling staan. Alleen vanwege het feit dat men in
de vergadering van 21-9-1977 bijna unaniem van mening was dat er een
andere procedure gevolgd moest worden, bevreemdt het hem dat men nu dit
voorstel doet. Hij vraagt zich af waarvoor de raad zich indertijd
eigenlijk heeft uitgesproken.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de genoemde argumenten, waarom niet tot die
andere procedure wordt overgegaan, alleszins steekhoudend zijn. Het ver
velende van dit soort dingen is dat men dit de volgende keer ook maar weer
vergeet. In deze vergadering komt nog aan de orde het benoemen van de le
den van een andere commissie, waarbij zich dezelfde situatie voordoet.
Hij komt hier nog op terug. Een volgende keer kan men zo niet handelen,
want dan ligt dit anders; dan heeft de commissie k jaren gedraaid.
De VOORZITTER zegt dat, waar er afspraken gemaakt zijn om via een adver
tentie leden te werven voor een commissie, deze dan betrekking hebben op
de Commissie Beheer Centrale Antenne-Inrichting en de commissie beschik
baarstelling expositieruimte. In principe zal het college deze zaak via
de afgesproken weg afwikkelen. Dit is met betrekking tot de C.A.I.
commissie ook gebeurd.
Met betrekking tot de commissie beschikbaarstelling expositieruimte heeft
het college, op grond van de argumenten in het preadvies genoemd, gezegd:
Laten we aan de raad het voorstel doen zoals dat nu ter tafel ligt.
Het lid VAN HOOF verlaat de vergadering.