-5-
aankomt
Het lid VAN DER GRAAF zegt de raad te willen wijzen op een nogal
curieuze passage in de brief, genoemd onder nummer lA-„ Curieus omdat de
brief sterk afwijkt van hoe er over dit onderwerp gedacht wordt. Het be
stuur van het streekgewest zegt in deze brief dat bij subsidiering over
wogen zou moeten worden of het streekgewest zou moeten participeren in het
bestuur van het vormingsinstituut. Hij staat hier afwijzend tegenover.
De VOORZITTER zegt de opmerking van de heer Van der Graaf voor kennis
geving aan te nemen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt naar aanleiding van het schrijven, genoemd onder
nummer 17? te willen vragen of het college van plan is iemand naar een
studiedag over Milieuvoorlichting, milieueducatie, af te vaardigen,
Is het mogelijk dat raadsleden, die hiervoor belangstelling hebben, hieraan
kunnen deelnemen, zo vraagt spreker.
De VOORZITTER zegt dat, conform het verzoek van de Voorlopige Centrale
Raad voor de Milieuhygiëne, deze brief aan de raad ter kennis is gebracht.
Hij dacht dat de uitnodiging voor eenieder van de raad geldt. Het college
heeft nog niet besloten aan die studiedag deel te nemen. Men kan dit nog
wel eens overwegen. Tot 28 september kan men hiervoor inschrijven.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat voorgesteld wordt de brieven, genoemd onder
nummer 20, ter verdere afdoening in handen van het college van burgemees
ter en wethouders te stellen. Dit lijkt hem in strijd met de wet. Arti
kel 30? lid 1, van de Woningwet regelt de mogelijkheid voorziening te
vragen. Uit bedoelde brieven heeft hij begrepen dat de feitelijke be
doeling van die brieven is voorziening te vragen bij de gemeenteraad.
Lid 3 van hetzelfde artikel bepaalt dat de raad binnen 2 maanden dient
te beslissen. Lid 5 zegt dat de aanschrijving buiten werking blijft.
Het lijkt hem dat de raad dit voorstel niet kan en mag volgen. De afhan
deling van deze brieven behoort tot de competentie van de raad. Hij wil
verder nog wel iets over deze zaak zeggen, daar hij de indruk heeft dat
hier niet met de uiterste zorgvuldigheid is gewerkt. In dit geval betreft
dit niet het college van burgemeester en wethouders maar de heer Geuze.
De heer Geuze schrijft namelijk in een brief dat de heer Korpel gewei
gerd heeft toe te staan dat er aan de zijde van de heer Korpel aan de muur
gewerkt zou worden. Inlichtingen, die hij heeft ingewonnen, wijzen op het
tegendeel. Dit is door de heer Korpel ook schriftelijk vastgelegd.
Bij de behandeling geeft dit wel aanleiding om zich daarover te beraden.
De weigerachtigheid, zoals de heer Geuze aangeeft, is klaarblijkelijk niet
aanwezig geweest. Daarnaast heeft de heer Schoonbrood hiervoor ook nooit
toestemming gevraagd, althans voorzover zijn inlichtingen strekken.
Wat de aanschrijving zelf betreft, heeft hij eigenlijk hetzelfde gevoel.
Er is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een scheidingsmuur.
Die scheidingsmuur is niet conform de bouwvergunning opgetrokken. De
hoeveelheid van een bepaalde soort kleur steen is niet in de muur ver
werkt, waardoor het aanzien van de muur anders werd dan bij de beoordeling
in dit geval in acht genomen is. Daartegen richt de aanschrijving zich niet
De bouwvergunning is verleend op grond van het feit dat het schoonmetsel-
werk zou worden. Burgemeester en wethouders zeggen in de aanschrijving
smeer er maar cement over, zodat de muur een aanzien krijgt van beton.
Hij zou willen voorstellen dat de raad het advies van het college niet
overneemt, maar de behandeling hiervan zelf ter hand neemt. Hij stelt ver
der voor deze zaak voor nadere advisering in handen te stellen van
A.R.O.B.-commissie.
De VOORZITTER zegt de indruk te hebben dat de heer Van der Graaf volstrekt
gelijk heeft met betrekking tot het feit dat dit eigenlijk vragen is om