-8-
bezien durf ik de stelling aan dat de Werknemerspartij al jarenlang ten
onrechte deel uitmaakt van het college- Zowel in 1970, als in 197^ was zij
qua aanhang pas de derde fractie- Nu, in 1978, is de Werknemerspartij, on
danks of wellicht dankzij de steun van de NKV-Vrouwenbeweging, nagenoeg
weggevaagd en een éénmansfraktie geworden, die in stemmental pas op de
zesde plaats komt- Met andere woorden mijnheer de voorzitter, de kiezers
hebben de club van de heer Brouwers duidelijk naast het erepodium ge
plaatst en het is dan niet aan ons om die club alsnog in de prijsuitreiking
te betrekken en toch nog een medaille toe te kennen. Dat immers zou ons een
brevet van onvermogen geven ten aanzien van het fenomeen "verkiezingen".
Stel, dat het juist zou zijn zich in zijn handelen in deze te laten leiden
door het aantal stemmen dat elk der kandidaten op zijn persoon heeft weten
te verzamelen. Oók zo'n uitgangspunt zou nagenoeg hetzelfde beeld geven.
De lijsttrekker van de Werknemerspartij, de heer Brouwers, vinden wij ook
in zo'n klassement pas terug op een kansloze vierde plaats; zijn achter
stand op bijvoorbeeld mijn fraktiegenoot Van der Graaf bedraagt nagenoeg
kCf/o. Mijnheer de voorzitter, de "dikke Van Dale", een betrouwbare bron op
taalkundig gebied, omschrijft een onrechtmatige daad als élk handelen of
nalaten dat inbreuk maakt op een anders recht óf in strijd is met de al
gemene rechtsplicht óf met de betamelijke zorgvuldigheid jegens een anders
persoon of goed- Als wij onder de term "recht" ook het morele recht willen
verstaan, dan heeft de heer Brouwers gezien de verkiezingsuitslag geen
recht op een zetel in het nu te vormen college; hij heeft geen been om op
te staan, nog minder een stoel °P te zitten. Het toch aanvaarden van die
wethouderszetel, alsmede het doen bevorderen daarvan, leidt dan automatisch
tot inbreuk op het recht van anderen. Het is op zijn minst in strijd met
de betamelijke zorgvuldigheid jegens die anderen. Volgens "Van Dale"
is bij zo'n aktie dus sprake van een onrechtmatige daad. Mijnheer de voor
zitter, eerder in mijn betoog heb ik gewag gemaakt van de achtenswaarigheid
van de leden van dit gezelschap. Als achtenswaardige mensen zich echter
schuldig gaan maken aan een onrechtmatige daad, lijkt mij de tijd aange
broken ons oordeel over betrokkenen tenminste in heroverweging te nemen.
Analoog aan artikel 1^02 van het Burgerlijk Wetboek zullen zij in ieder ge
val ter verantwoording geroepen moeten worden. In tegenstelling tot de gang
van zaken in het verleden bij een dergelijke affaire, zal mijn fraktie,
gesteund door de afdeling Oudenbosch van de Partij van de Arbeid, er nauw
lettend op toezien dat dat ook keer op keer gebeurt en niet schromen zonodig
zelf het heft in handen te nemen. Mijnheer de voorzitter, "de W.P.", dat
is de Werknemerspartij, de W.P. "laat u nimmer buiten spel staan", stond
op een folder van lijst 3„ Een kwestie van spelregels leren waarschijn
lijk. De heer Wijnen laat de bevolking van Oudenbosch via een pamflet weten
dat beleidsvoornemens tijdig openbaar gemaakt moeten worden. Mijnheer de
voorzitter, dat is toch helemaal wel het toppunt. Maandenlang hebben al die
C.D.A.-partijen, die bij de laatste algemene beschouwingen de mond nog
volhadden van meer openheid en betere voorlichting inzake het gemeentebe
stuur, maandenlang hebben diezelfde partijen het voor elkaar gekregen om in
alle stilte hun ei te leggen, misschien ook wel bij kaarslicht en een goed
glas wijn. Dat hebben wij eerder gezien. Zelfs nadat vorige week donderdag
avond diezelfde partijen hun eigensoortige democratie hoogtij hadden laten
vieren en hun generale repetitie voor vanavond hielden, zelfs toen mocht
de pers de bevolking nog niet inlichten over de gemaakte afspraken. Op
merkelijk in dit kader is trouwens hoeveel mensen, die je op straat aan
houden en vragen naar de gang van zaken rond de collegevorming, hoeveel
mensen zich plotseling weer herinneren hoe het hier acht jaar geleden toe
ging. Mijnheer de voorzitter, ik kan me voorstellen dat je er ziek van wordt,