-30-
de heer Van der Graaf over zijn uitlatingen wil hij graag zeggen dat hij zich
graag wil beroepen op de grootst mogelijke meerderheid, die er in de raad voor
die opstelling te krijgen was. Hij dacht dat het optreden nu nog moeilijk aan de
kaak gesteld zou kunnen worden. Dat een opstelling kan veranderen hoeft er niet
toe te leiden dat men een opstelling moet afzwakken op een eerder moment.
Als de heer Van der Graaf het feit dat hij in de beantwoording van het college
ingaat op de door hem geuite politieke grieven aanmerkt als iets wat zweemt
in de richting van partijdigheid, dan moet hij zeggen dat dat er eigenlijk
niets mee te maken heeft omdat het alleen maar een kwestie is van een taakver
deling binnen het college. De heer Van Hoof doet een verstrekkender voorstel
dan de heer Rennings met betrekking tot de belastingverlaging. Zijn voorstel
zal eerder aan de orde komen dan dat van de heer Rennings. Als hij zegt dat
deze begroting eigenlijk niet de ruimte biedt dan wil hij hem er op wijzen om
dit voorstel niet te doen. Om alleen maar reserves op te souperen moet men
volgens hem geen belasting verlagen. Als de informatie, zoals deze' in de be
groting is weergegeven, juist is en als die informatie bij het voteren van
credieten ook juist is, dan zal het college van gedeputeerde staten niets
anders kunnen doen dan de besluiten, die het nodig maken om straks aan die
hogere reserve te komen, niet goed te keuren. De specificatie van de post
gratificaties kan moeilijk openbaar zijn. Op zich is er niets tegen maar als
men kijkt naar het woord gratificatie dan is dat het duidelijk maken van een
stuk dank. Als men nu gaat zeggen dat er een aanleiding van pensionering of
van een jubileum is, en als men die aanleidingen gaat specificeren dan betekent
dat dat het eigenlijk een onderdeel van het salaris gaat uitmaken, terwijl men
juist wil aangeven dat het iets bijzonders is. Dat is ook iets waarop men geen
recht kan doen gelden. Om de vrijheid van het al of niet toekennen te handhaven
wil hij toezeggen dat men bij de stukken voor de vergadering van woensdag ge
ïnformeerd wordt. Mocht dat aanleiding zijn om hierop terug te komen dan wij
zigen wij de post in de begroting. Met betrekking tot de kwestie van de gewe
zen wethouders heeft hij in een eerdere instantie al gezegd dat er vastgesteld
is dat door de wethouders Van Oosterhout en Brouwers geen inkomensvermeerdering
is verzwegen. Wethouder Meijers is aan het onderzoeken of er, en zo ja in
welke mate, sprake is van een inkomensvermeerdering. Daarover zijn contacten
geweest. Nu een commissie ad hoe te benoemen doet vermoeden dat er frauduleus
gewerkt zou zijn. Hij moet zeggen dat daar op geen enkele wijze voedsel aan
gegeven wordt. Hij acht het niet verstandig om een dergelijke commissie ad hoe
in te stellen. Bij de behandeling van de rekening loopt men weer tegen deze
situatie aan, Als men van die gelegenheid gebruik maakt dan is het in ieder
geval een niet zo zwaar aangedikte zaak dan als men nu een commissie ad=-hoc
zou benoemen. De opmerking van de heer Wijnen is juist, dat het college niet
voornemens is pogingen te doen om de inspraak van de burgerij nader te struc
tureren. Het is zo dat de provincie het heel nadrukkelijk doet. Hij dacht dat de
provincie contact heeft gehad met de opbouwwerkers. Nee, het P.O.N. heeft
contact gehad. De conclusie dat er geen pogingen zouden worden gedaan om in
Oudënbosch iets te doen, leidt er toe dat er in Oudenbosch niets gebeurt. Daar
voor zal de opbouwwerker zorgdragen.
Het lid BROUWERS zegt dat hij alleen in kan gaan op de suggestie van de heer
Rennings met betrekking tot de discussie in de commissie voor Algemene en Be
stuurlijke Zaken over de jeugdconsulent. De heer Rennings verzoekt het Maat
schappelijk Gentrum hierbij uit te nodigen. Hij kan alleen vermelden dat hij
over deze materie kort geleden slechts zijdelings contact heeft gehad. Hij
moet wel de verordening voor deze commissie erop naslaan of het mogelijk is. Met
het voorstel van de heer Rennings en door anderen ondersteunt om de post pre«
sentiegeld voor het adviserend lid van het college voor de verlening van bij
stand te laten vervallen kan hij akkoord gaan.
Nu is het moeilijk om exact het moment aan te geven waarop die commissie tot
stand komt. Uit de informatie heeft men kunnen analyseren dat de commissie in
werking treedt nadat de raad een verordening heeft vastgesteld. Hierbij komt
de moeilijkheid, voorzover begeleiding van het P.O.N. nodig is, dat het P.O.N.