-13-
Waar wachten we eigenlijk nog op? We moeten nu snel komen tot overleg met de
directie van de wielerbaan over een zodanige beheersvorm dat de raad geen be
letselen meer ziet in het aanvaarden van een zekere verantwoordelijkheid voor
het wel en wee van die accommodatie. En daarbij dienen wij, naar ik meen het
initiatief te nemen. Het gemeentebestuur dient aan de eigenaars van de wieler
baan de voorwaarden voor te leggen, waaronder verantwoordelijkheid kan worden
aanvaard. Mocht de directie, maar ik verwacht dat zeker niet, daar geen oren
naar hebben, dan moet de gemeente ook geen enkele verantwoordelijkheid aan
vaarden.
Het college is niet ingegaan op de strekking van mijn betoog over de uitke
ringen aan gewezen wethouders, wij raken daar, helaas, al aardig aan gewend.
Wel merkt het college op, de uitspraken te betreuren: "Nu naar de feitelijke
honoreringen van de betrokkenen geen enkel onderzoek is ingesteld." Dat was
ons nou ook al opgevallen. Geen taak voor de raad overigens dat onderzoek.
Wat wel een taak voor de raad is het controleren van de uitvoering van de
betreffende verordening door het college en zeker hier waar het betreft een
uitvoering waar de W's van B. en W. zelf nogal in de prijzen vallen of zullen
vallen.
In de allereerste probleemstelling zaten geen scherpe kanten. Gesteld werd
door de afdeling dat de uitkeringen nogal hoog voorkwamen en of dientengevolge
het college een en ander eens duidelijk kon maken. Ons nu verwijten dat onze op
stelling nogal scherp is, is daarom onterecht omdat het college zelf in uiterste
arrogantie om de feiten heendraaide. U lokt zelf conflicten uit door niet te vol
doen aan uw verantwoordingsplicht.
Terug tot het onderwerp: "Nu er geen enkel onderzoek is ingesteld" zegt u zelf.
Het zal u duidelijk zijn dat wij een onderzoek op zijn plaats achten. Om het nog
duidelijker te maken ben ik zo vrij een zin te gebruiken, neergeschreven door de
heer Brouwers toen hij het had over de bijzondere onderzoeksambtenaar. "De pre
ventieve uitwerking die daarvan uitgaat, de bescherming van de groep mensen die
op de sociale voorzieningen is aangewezen, alsmede het feit dat een controlemo
gelijkheid op de juiste toepassing van iedere wetgeving in feite een doodgewone
zaak is, zijn toch eveneens argumenten van betekenis". Een terechte constatering
van de heer Brouwers, mijnheer de voorzitter.
Het college neemt echter iets te gemakkelijk aan dat er geen onderzoek is inge
steld. Ons is, uit een onderzoek gebleken dat van de zijde van de ex-wethouders
Vein Oosterhout, Brouwers en Meijers nimmer enige opgave is verstrekt inzake het
inkomen. Eveneens bleek dat door het college van burgemeester en wethouders
met daarin afwisseld de heren Brouwers en Meijers, nimmer een onderzoek is in
gesteld, nimmer een gerichte vraag (schriftelijk wel te verstaan) is gedaan naar
het inkomen, en voorts dat het college, in afwijking van het gestelde onder arti
kel k lid k van de verordening, nimmer een uitvoeringsregeling heeft vastgesteld
en dus ook niet aan de ex-wethouders heeft medegedeeld.
Toch is het niet zo moeilijk vast te stellen dat de ex-wethouders inkomsten hadden
uit dienstbetrekking. Sterker nog, één ex-wethouder maakte publiekelijk bekend dat
hij geen kandidaat was voor een volgende zittingsperiode omdat hij tengevolge
van een positieverbetering en verandering van functie niet meer voldoende tijd
ter beschikking had. Maar geen opgave van de salarisverbetering die daaruit
voortvloeide.
De betiteling "Elders zou men dit misbruik van sociale voorzieningen noemen" wordt
ons nogal kwalijk genomen. Toch waren de woorden zeer zorgvuldig en doelbewust
gekozen. Naast het feit dat naar onze mening letter en geest van de wet APPA
en de verordening Uitkeringen ex-wethouders Oudenbosch, geweld wordt aangedaan,
spreekt voor ons nog sterker de moraal die erachter steekt. De gedachte dat, in
dien daarvoor geen stokje wordt gestoken in de komende k jaren een bedrag van
om en nabij ton wordt uitbetaald aan een gewezen wethouder is voor ons onaan
vaardbaar. In acht genomen de omstandigheid dat betrokkene uiteraard uit
arbeid een inkomen verwerft. Hetzelfde geldt mutatis mutandis, voor de uitkeringen
die in het verleden ten onrechte zijn geschied.