V
-28-
was dat een dergelijk bedrag aan dit pand vertimmerd zou moeten worden.
Hij dacht dat de gemeente niet kan afdv/ingen dat de woning opgeknapt wordt.
De eigenaar van de woning heeft het recht de woning al dan niet in stand te
houden. Met betrekking tot het aantal bewoners moet hij zeggen dat men in
de woning 7 bewoners heeft geconstateerd. Deze zeven personen zijn bij de
woningstichting bekend en voor deze 7 mensen komt er op korte termijn een
oplossing. Tot 1982 is de relatie zoals hij heeft geschetst. Er is een recht
van erfpacht ten gunste van een inwoner van de gemeente Tilburg. Dat recht
van erfpacht is gekoppeld aan een opstalrecht. Tot 1982 kan de eigenaar zelf
bepalen of hij het pand opnieuw wil bouwen met inachtneming van de eisen,
gesteld in de bouwverordening. Voorts wordt er getoetst aan het bestemmings
plan en aan welstand. Op geen enkele wijze bestaat er voor de gemeente een
schadeplicht. Als de eigenaar van de woning na 1982 niet aandringt op ver
lenging van het recht van erfpacht dan zal met betrekking tot de opstal
aan de hand van bestaande regels een bepaalde vergoeding voor deze opstal
moeten worden toegekend en zal de grondeigenaar moeten gaan overwegen het
zij de grond verkopen aan een eigenaar van een belendend perceel teneinde
zijn woning te verbeteren of te vergroten, hetzij zelf een voorziening te
treffen of de grond aan een ander te verkopen, die dan gelegenheid
krijgt een woning te bouwen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat hem niet duidelijk is gemaakt, domweg omdat de
mogelijkheden ontbreken dat de gemeente na die ontruiming de mogelijkheid
heeft daar zelf in te grijpen. Hij vreest dat er nog vrij ernstige problemen
zouden kunnen ontstaan. Bij het lang leeg staan van een huis groeien de
kansen op vernielingen en brandstichtingen. Hij vreest dat men hieraan
op dit moment niets kan doen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
10. Voorstel tot het aangaan van een bruikleenovereenkomst met het Gilde
Sint Sebastiaan inzake de aan het gilde in eigendom behorende gilde-voor-
werpen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
Het lid DEN BRABER zegt de raad verlof te willen vragen voor het stellen van
vragen betreffende de kwestie van Sojo.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de heer Den Braber verlof te
verlenen tot het stellen van deze vragen.
Het lid DEN BRABER zegt dat de kwestie Sojo eigenlijk al speelt vanaf 1-3-77.
Op 29-8-78 heeft het eerste contact plaatsgevonden; er zijn toezeggingen ge
daan dat de raad deze kwestie in de vergadering van oktober te behandelen
kreeg, daarna heeft de secretaris gezegd dat dit verzoek behandeld zal worden
in december, hetgeen door een ambtenaar herroepen is. De eerstkomende bijeen
komst van de subsidiecommissie heeft pas plaats in januari. Hij heeft moed
geput uit het antwoord, zojuist door de voorzitter gegeven, namelijk dat men
op medewerking kan rekenen wanneer de nood hoog gestegen is. Hij denkt dat
bij Sojo de nood inderdaad hoog is gestegen. Daarom zou hij willen voorstel
len dat de subsidiecommissie tijdig vóór 21 december bijeenkomt en dan met
name de zaak Sojo uitspit. Voorts zouden de subsidies die zijn fractievoor
zitter in de algemene beschouwingen heeft aangekondigd en dat, gelegen bij
de ingekomen stukken van de Stichting Centrale voor Pleeggezinnen daar aan
de örde kunnen komen.
De VOORZITTER zegt zich af te vragen of het eenvoudig is om voor 21 decem
ber bij elkaar te komen. Hij denkt dat 21 december ook niet essentieel is.
Wat hij wel wil aanbieden is dat de raad bij de eerstkomende vergadering
inzage krijgt in de feiten zoals die er naar de mening van het college liggen.