-19-
doen waarbij een duidelijk inkomensschade aanwezig kan zijn» In de geval
len die zich in onze gemeente voordoen betwijfel ik een inkomensschade die
evenredig is met de begrote uitkeringen voor 1979» Mijnheer de voorzitter
voor uw college, zowel als voor degenen die menen aanspraak te moeten maken
op deze pensioenvoorziening, moet meer de geest van de bepalingen dan de
letter als leidraad dienen. Dit ter overweging aan uw college. Een toepassing
van de pensioenregeling in de zin zoals door mij geschetst, zou een gevecht
om de wethouderszetels wellicht tot de normale democratische proporties terug
kunnen brengen. De prettige naweeën van het "wethouder geweest zijn'1 doen
naar mijn stellige overtuiging afbreuk aan het te allen tijde kiezen van de
juiste en meest capabele kandidaten. De gemeentereiniging heeft weer uitge
breide stof tot discussie opgeleverd. U stelt in uw antwoord dat er vorig
jaar een principiële uitspraak is gedaan en er zich sindsdien geen nieuwe
feiten hebben voorgedaan. Wat vindt uw college van het feit dat de inkomsten
nog slechts 20$ van de totale kosten bedragen. En wat vindt uw college van het
feit dat de kosten voor het opruimen van gestort vuil wederom zijn gestegen.
Zijn dat geen nieuwe feiten? Ik hoop dat de raad, op eigen initiatief
desnoods, zelf deze zaak ter hand zal nemen nu u niet bereid bent voorstel
len of een voorstel tot wijziging voor te bereiden. Het verheugt mij dat
naar aanleiding van de door imij gedane opmerkingen in de commissie, de post
onvoorzien verhoogd zal worden met de volgende bedragen:
Vermindering post vervanging personeel instructiebad 5»000,
Vermindering kosten E-werkers - ^.000,
Vervallen post op schema onderhoud straten - 27.000,
Totaal
Mijnheer de voorzitter nu kom ik tot het punt van onze stinkende haven. In uw
antwoord met betrekking tot het stankvrij maken van de haven mis ik, ook
tot nu toe, de nodige informatie. Als ik mij goed herinner zijn er bij de
behandeling van de begroting 1977 door collega Rennings van O.N.S. uitvoe
rig vragen gesteld over deze materie. Herhaalde malen is nadien vanuit de
raad en via de commissie openbare werken gevraagd naar vorderingen en resulta
ten van besprekingen en dergelijke. Frappant is dat eerst pas in oktober van
dit jaar contact is opgenomen met deskundigen terzake. Ik heb ook gemist de
correspondentie met het waterschap West-Brabant over de aansluiting op de
persleiding. Of als de ene brief de totale correspondentie weergeeft die er
de afgelopen jaren geweest is, dan is het voor mij niet moeilijk een conclusie
te trekken over de vraag in welke mate deze zaak de aandacht van het college
heeft gehad. Naar mijn stellige overtuiging kan en moet het^probleem van de
steeds nog stinkende haven in 1979 worden opgelost. Financiële middelen zijn
voldoende aanwezig en kan daarom nooit een struikelblok betekenen. De
situatie zoals die zich nog steeds voordoet is onaanvaardbaar. Uit de ter
inzage liggende bijlagen bij deze begroting hebben we kunnen vaststellen
dat de verschillende onderhoudsfondsen thans voldoende zijn. Het bevreemdt
mij daarom dat bijvoorbeeld bij het gebouw op de algemene begraafplaats
zolang gewacht is met normaal onderhoud dat pas dit jaar, na opmerkingen
mijnerzijds in de commissie openbare werken, hieraan aandacht is besteed.
Dit heeft ertoe geleid dat verschillende delen van kozijnen en glaslatten
vernieuwd moesten wordenOnnodig te vermelden dat een en ander veel kost
baarder zal zijn dat het toepassen van geregeld onderhoud. Zeker bij gebouwen
die een representatieve functie vervullen moet aan dergelijke zaken aandacht
worden besteed.
Mijn beschouwing over de begroting als zodanig wil ik besluiten met de con
statering dat wat cijfermatigheid betreft deze begroting mij een juist beeld
geeft wat er in 1979 met de beschikbare middelen gaat gebeuren. Voor een zaak