- 7 - Het lid VAN HOOF zegt dat met betrekking tot de brief van de heer H. Meeuwisse d.d. 25-7-78, waarbij een copie van zijn bezwaarschrift tegen een weigering van een reclame-vergunning is bijgevoegd, wordt voorgesteld dit schrijven te behandelen in het kader van de Wet A.R.O.B. De VOORZITTER zegt dat in het kader van de Wet A.R.O.B. het orgaan, dat het besluit heeft genomen, ook moet horen* Burgemeester en wethouders heb ben besloten dit voltallig te doen» Naar aanleiding van dat horen over weegt het college opnieuw of er al dan niet een vergunning afgegeven zal worden» Zo niet, d.an staat er voor de klager beroep op de afdeling Recht spraak van de Raad van State open» Het lid VAN HOOF zegt dat de reden om dit verzoek af te wijzen ver gezocht is» Als men in andere gemeenten rondkijkt dan ziet men, zelfs in riante woonwijken, dat daar iemand woont die in verzekeringen doet. Hij vindt het ver gezocht dat door een dergelijk reclamebord van een woonstraat een za- kenstraat gemaakt wordt» Hij zou het college in overweging willen geven alsnog aan het verzoek van de heer Meeuwisse tegemoet te komen» De VOORZITTER zegt dat het college bij het toetsen van dit soort aanvra gen naar twee dingen .kijkt, namelijk of het welstandshalve kan en of het past in het kader van het bestemmingsplan» Dit naar analogie van het toet sen van een aanvrage om bouwvergunning» Het bestemmingsplan,door de raad vastgesteld, zegt dat daar geen kantoor mag zijn» Burgemeester en wethouders zeggen dat men nu niet aan de buiten kant door middel van een lichtreclame moet accentueren dat er wel een kan toor is. Het lid DE HAAS zegt dat de lichtreclame niet aangeeft dat er een kantoor is maar dat betrokkene in verzekeringen doet. De persoon in kwestie be zoekt de mensen» Het lid RENNINGS zegt dat de bedoeling van deze lichtreclame is dat de man niet naar de mensen gaat, maar dat deze naar hem komen» Hij zou het met de heren Van Hoof en De Haas eens kunnen zijn als er platen tegen de gevel gehangen werden en geen lichtreclame» Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de geest van de bestemmingsbepalingen was dat de daarvoor aangewezen gebouwen een woonbestemming hadden» Op het moment dat iemand enigerlei taken uitoefent waarvoor deze een schrijfbu reau en een telefoon nodig heeft, houdt men daar dan kantoor Ook hij is dan in overtreding» Hij is officieel en formeel gestationeerd in een woningwetwoning in Oudenbosch, waar dezelfde bestemmingsbepalingen gelden. Hij houdt daar officieel kantoor. Waar zit nu het verschil In het zelf standig zaken doen Moet nu iedereen eigenlijk alles belet worden Hij heeft met deze zaak ook nogal moeite» De VOORZITTER zegt dat men, om objectieve zaken te kunnen toetsen, dan naar de bestemmingsbepalingen moet kijken. In het licht van dat toet sen heeft men gezegd dat de omschrijving van het bestemmingsplan voor het college aanleiding was geen vergunning te verlenen. Nadat betrokkene ge hoord is zal hij deze zaak, alvorens er een beslissing wordt genomen, nog aan de orde stellen in de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken, waar men dan kennis kan nemen van alle relevante zaken. Deze commissie kan het college in deze alsnog adviseren. Besloten wordt: a. de stukken, vermeld onder 1 t/m 3» 5 t/m 20 en 23 en 2k voor kennis geving aan te nemen; b. met betrekking tot het stuk, vermeld onder k, in te stemmen met de concept-brief van het college;

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 13