- 6 - is. Naar aanleiding van het werkverslag van deze werkgroep vindt hij dat het gemeentebestuur een faire herkansing gekregen heeft» Het is jammer dat het college niet is ingegaan op de suggestie om te komen tot het in het leven roepen van een commissie, die de problemen rondom deze zaak zou kunnen op lossen» Hij geeft het college in overweging alsnog te onderzoeken of een dergelijke commissie in het leven geroepen moet worden» Het lid VAN DER GRAAF zegt moeite te hebben met het feit dat de heer van Hoof zegt dat hij de raad in een positie heeft gemaneuvreerd. Hij dacht dat men hier met volwassen zat, die hoogstens zichzelf in een positie maneu- vreren» Er is door hem een heel duidelijk voorstel gedaan, hetgeen op zich geen verdere consequenties had» De bedoeling was dat de raad zich zou uit spreken, wat het college blijkens die brief heeft gedaan» De zinssnede in de brief is wat ongelukkig, omdat deze te algemeen is gesteld. De raad heeft duidelijk verzuimd in te gaan op zijn voorstel en zich zodoende ge legenheid te geven zich te beraden over dit vraagstuk. De VOORZITTER zegt de heer van der Graaf te willen vragen bij het onderwerp te blijven en niet de uitslag van een eerdere discussie in het geding te brengen. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat als hij nu afgehamerd wordt de heer van Hoof al eerder afgehamerd had moeten worden, anders maneuvreert de voorzitter hem straks in een positie, welke de heer van Hoof een aantal malen zelf heeft gezocht, door op het laatste moment een opmerking te spuien. Nu doet hij dat in eerste instantie. Wanneer hem nu niet de gelegenheid wordt gebo den daarop in te gaan dan heeft de voorzitter te laat afgehamerd» Hij is echter gaarne bereid onmiddellijk terug te keren naar het onderwerp» Hij is het, wat die herkansing betreft, met de heer van Hoof eens. Hij heeft er geen moeite mee wanneer het college tenminste begint met het for meren van een dergelijke commissie» Dit geeft de mogelijkheid tot hernieuwd beraad» De VOORZITTER zegt dat de urgenties niet afhankelijk zijn van verklaringen. De toewijzingscommissie van de woningstichting overweegt heel consciën tieus alle aspecten van de huisvestingsproblemen van degenen, die om huis vesting vragen. Daarbij hanteert men ook het moment van inschrijving» Als bij hem op het spreekuur mensen komen die wat dat betreft hun problemen aandragen en zeggen dat zij al veel langer in Oudenbosch wonen dan het moment waarop zij ingeschreven staan, dan wordt dat door hem geverifieerd. Het moment dat men in het bevolkingsregister is opgenomen wordt doorgege ven aan de woningstichting» Het resultaat van de bespreking met de werkgroep was niet dat het college het initiatief nam tot het instellen van een commissie. Daar waren goede argumenten voor. De redactie van de brief wil hij graag voor rekening van de werkgroep laten. Hij heeft er geen enkel probleem mee, mede in het kader van de afspraak met de raad, om bijvoorbeeld ter voorbereiding van een herziening van het standpunt deze zaak in de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken aan de orde te stellen. Het lid RENNINGS zegt dat als de datum van inschrijving in het bevolkings register aan de woningstichting wordt doorgegeven hij deze datum ook voor buitenlandse werknemers als datum van inschrijving bij de woningstichting zou willen hanteren. Is het college bereid, dit bij de woningstichting te bevorderen, zo vraagt spreker» De VOORZITTER zegt hierover gaarne contact te willen opnemen met de woning stichting. Hij weet niet of men dit een urgentieverklaring kan noemen en dit in het licht van de rest van de woningtoewijzingsproblematiek aan vaardbaar is. Met het resultaat hiervan zal hij gaarne terugkomen bij de discussie in de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 12