-24-
20» Discussie naar aanleiding van het advies commissie ziekenhuissituatie
West-Brabant ten behoeve van het college van gedeputeerde staten van
Noord-Brabant
Het lid PLEVIER (V.V.D.) zegt het volgende:
"Tot een konklusie of het ziekenhuis in Oudenbosch al dan niet behouden
moet blijven kunnen wij op grond van de door ons verzamelde gegevens niet
komen» Namelijk, het allerbelangrijkste gegeven ontbreekt ons. Dit is:
is het peil en de kwaliteit van de medische verzorging, zoals die in ons
ziekenhuis plaatsvindt, zowel in absolute als in relatieve zin van voldoen
de hoog gehalte bij de huidige samenstelling van medici en verzorgend
personeel, en zo dit niet het geval mocht zijn, is dan een dergelijk peil
binnen een redelijk tijdsbestek te realiseren. Wanneer het antwoord op
deze vragen negatief zou moeten luiden, dan zal de enig aanvaardbare
konklusie "sluiting" moeten zijn.
Een oordeel hieromtrent kunnen wij, leken, hoe graag we ook over alles
willen oordelen, echter niet vormen. Wij zullen dit moeten overlaten aan
terzake deskundigen. Bij ons verdere betoog zullen we er dan ook vanuit
moeten gaan dat dit oordeel mogelijk positief kan zijn. Op de eerste
plaats constateren wij dat de benadering van de problematiek rondom ons
ziekenhuis vanuit een negatieve invalshoek heeft plaatsgevonden, namelijk
niet is de vraag aan de orde gesteld:"Wat moet er zoal gebeuren en ver
anderen om het Oudenbossche ziekenhuis in de toekomst als goed funktio-
nerend geheel te behouden maar veeleer: "Moeten we, in verband met
mogelijke uitbreidingen van grote ziekenhuizen in West-Brabant niet over
gaan tot sluiting van het Oudenbossche ziekenhuis?". Deze negatieve be
nadering speelt reeds vele jaren en heeft een duidelijke negatieve in
vloed op de ontwikkeling van ons ziekenhuis gehad. Dat een ziekenhuis in
Oudenbosch van beperkte omvang en misschien niet geheel zelfstandig
opererend sociaal en maatschappelijk gezien voor ons en onze regio een
goede zaak is staat voor ons als een paal boven water. Wanneer dit tot de
mogelijkheden behoort, en het is onze plicht dit vanuit een positieve
gezichtshoek te onderzoeken en daaraan onze medewerking te verlenen, dan
rest ons nog het maken van de volgende opmerkingen:
1. De image van ons ziekenhuis zou weer positief gemaakt moeten worden.
2. De bestuurssamenstelling en -werkwijze zou vernieuwd c.q. gemoderni
seerd moeten worden.
3. Een goede samenwerking dient opgebouwd te worden met de grote zieken
huizen in West-Brabant.
4. Het ziekenhuis als zodanig zal aangepast moeten worden, gemoderniseerd
en achterstallig onderhoud zou verricht moeten worden.
Met inachtneming van al deze aspekten, waaromtrent wij echter met betrek
king tot de haalbaarheid onze twijfels koesteren, zijn wij voorstander
van het behoud van ons 100-jarig ziekenhuis."
Het lid RENNINGS (O.N.S.) zegt dat de heer Plevier over de negatieve invalshoek
heeft gesproken. Wat wil men? Sinds 1972 spreekt men over de sluiting van
het ziekenhuis. Als men een ziekenhuisorganisatie in Nederland heeft waar
belanghebbenden, onder andere specialisten, informatie kunnen krijgen
over de kansen om een nieuwe vestiging op te bouwen, dan denkt hij dat er
weinigen te vinden zijn, die een dergelijk winkeltje willen beginnen. Als
men nu kijkt dat de actuele aanleiding van de bespreking vanavond het
rapport van de commissie Festen is, dan heeft hij hier maar één woord voor,
namelijk ontstellend. Ontstellend in de zin dat men een voorziening voor
een gemeente, voor een regio, een stuk werkgelegenheid en een stuk maat
schappelijke voorziening op een dergelijke manier onderzoekt en dat men
daarop als college maar besluit het ziekenhuis te sluiten. Er staats niets
in het rapport over de personeelssituatie en de financiële aspecten. Ook
mist hij iets over het patiënten-belang. De diepgang van het onderzoek
wordt het meest tegengekant als men weet dat de commissie zelf stelt dat