-23-
maar te concluderen dat daarom de gemeente haar garantie-verplichtingen
maar verder zou moeten uitstrekken dan de garantie zoals die geformuleerd
is conform de garantiebepaling van de rijksoverheid. Met betrekking tot
de kansen in een eventueel rechtsgeding denkt hij dat dit niet zo een
probleem zal zijn» Hij denkt overigens - dat is een vraag die wij moeilijk
voor de hypotheekbank kunnen beantwoorden - dat het procesrisico voor
de bank, gezien het bedrag, te gering is tenzij men de precedentwerking
daarbij laat gelden* Die vraag is interessanter met betrekking tot die
andere zaak, waarover hij zojuist sprak en waarbij men met een verschil
zit» Bij die zaak zou men dat risico nader kunnen uitwerken» Daar is men
ook mee doende»
Het lid RENNINGS zegt dat de voorzitter nu eigenlijk suggereert dat er voor
de gemeente geen probleem is» Geeft men door het verschil tussen
12.666,59, zijnde de rekening van de Westland Utrecht Hypotheekbank en
8.555,^8, zijnde de schade berekend door de minister, te accepteren nu
eigenlijk niet de mogelijkheid weg om dit in een volgend stadium wel
aan te vechten?
De VOORZITTER zegt niet te denken dat er een kans voor de toekomst weg
gegeven wordt. De rijksoverheid heeft een heel nadrukkelijke formulering
gekozen. Alleen bestaat er een grote variëteit aan hypotheekmogelijkheden.
Er blijft tussen de hypotheekgever en de hypotheeknemer een bedrag zitten
wat niet gegarandeerd is. Hij denkt dat de problematiek van het aan
vechten ten opzichte van de rijksoverheid niet in het geding kan komen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
19° Voorstel tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift van de
heer G.M.A. Konings, alhier.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de A.R.O.B.-commissie terecht dit bezwaar
schrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. De A.R.O.B.-commissie heeft wel
een beroep gedaan op het college van burgemeester en wethouders. Hierover
vindt hij niets terug in dit preadvies. Hij zou van het college willen
zien dat dit het toegevoegde advies wil opvolgen en de aanvrage van de
heer Konings in heroverweging neemt.
Het lid VAN HOOF zegt dat de A.R.O.B.-commissie formeel niet tot een an
dere beslissing is kunnen komen» De commissie is wel tot andere motieven
gekomen. Vandaar dat hij zich wil aansluiten bij de vraag van de heer Van
der Graaf.
Het lid RENNINGS zegt zich aan te sluiten bij de voorgaande sprekers. Hij
zou anders in herhaling vallen.
De VOORZITTER zegt de raad te herinneren aan de tekst, zoals de commissie
die heeft gekozen. In dat licht bezien adviseert zij de raad in over
weging te geven het college van burgemeester en wethouders te verzoeken de
gemeenteraad een voorstel in die richting te doen. De raad moet eigenlijk
aan de hand van deze rapportage niet vragen wat het college doet, maar
of het college een dergelijk voorstel wil doen. Als die vraag komt dan
kan de raad verwachten dat er een advies in deze gegeven zal worden»
Het lid RENNINGS zegt dat de overwegingen van de commissie van dien aard
zijn dat het college wordt uitgenodigd met een dergelijk voorstel te
komen. Het is wel zo dat er van gemeentewege reeds een uitrit is gemaakt.
Er moet nu een nieuwe uitrit gemaakt worden en de oude moet worden
opgeheven.
Hij denkt dat uit een oogpunt van rechtsgelijkheid de kosten in rekening
gebracht moeten worden bij betrokkene.
De VOORZITTER zegt te begrijpen dat dat het gevoelen van de gehele raad
is en dat het punt van de kosten een detaillering is waarop in het pread
vies teruggekomen zal worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.