Als er door de opstelling van het college rechtsongelijkheid zou zijn ontstaan dan moet hij vragen waar dit in bestaat. Er is duidelijk in de lijn van de besluitvorming van de raad gehandeld door met de betref fende firma verder te praten over de mogelijkheden die er wel waren. Bij diezelfde besluitvorming is niet gesproken over de mogelijkheden, die er niet waren. Dat het college onder punt 16 met een voorstel tot verkoop van grond komt vindt zijn oorzaak in het feit dat hieraan eigen overwegingen ten grondslag liggen. Hij gelooft dat men dit moet betrekken bij de behandeling van punt 16. Dat die brief niet in de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken aan de orde is geweest lijkt hem helemaal niet verwonderlijk, omdat na de transaktie met Steur, op voorstel van de heer Rennings, werd ge vraagd om een voorbereidingsbesluit te nemen, waartoe op instigatie van de heer van Hoof niet werd besloten, zonder dat er eerst overleg ge pleegd zou zijn met de firma Steur. Vanwege de zelfsprekendheid van die problematiek heeft hij er niet aan gedacht om daarbij nog andere stukken, onder andere die van de grond- transaktie, te halen. Hij wil heel nadrukkelijk elk verwijt met betrekking tot de opzettelijkheid van de hand wijzen. Hij voelt zich daardoor pijnlijk getroffen. Hij dacht dat hij dit ook namens de beide wethouders kon zeggen. Het lid VAN HOOF zegt dat hij bij de besluitvorming inzake de verkoop aan de heer Steur heeft gezegd - dit is in de notulen wel na te gaan - dat hem een brief, gericht aan het gemeentebestuur bekend was. Op het moment dat van het college dit antwoord kwamwat naar zijn mening voor iedereen moet gelden, was dat noch voor betrokkene noch voor hem aanleiding om daarop verder in te gaan. Nu komt dit wel aan de orde. Nu blijft de voorzitter zijn tv/ij fels uitspreken over het feit of die brief wel of niet ter inzage heeft gelegen. Dat betreurt hij ten zeerste. De voor zitter wekt daarmede de schijn dat er toch een mogelijkheid geweest zou zijn dat de brief ter kennis van de raad zou zijn gebracht. Meerdere raadsleden hebben nu naar voren gebracht dat die brief niet ter inzage heeft gelegen. De VOORZITTER moet zeggen dat hij zich herinnert dat de heer van Hoof een opmerking over een brief heeft gemaakt. Op dat moment heeft hij zich niet gerealiseerd dat de heer van Hoof deze brief bedoelde. Als dit zo is dan is het fout want die brief had wel ter kennis van de raad gebracht moeten worden. Hij zegt - dit is heel formeel - dat men dit niet na kan gaan. Het probleem van de heer van der Graaf betreffende het ter inzage leggen van stukken is bekend. De praktijk is hier dat stukken, die ter kennis van de raad worden gebracht met de bedoeling alleen dat te doen, door het college altijd op een lijst van ingekomen stukken worden gezet. Belangrijkere stukken die naar het oordeel van het college een duidelijke behandeling in de raad verdienen, worden steeds met een gemotiveerd pre-advies in de raad gebracht. Dat heeft natuurlijk als conseauenties dat dit wel eens een maand later ter kennis komt van de raad. Het is echt niet de bedoeling dat stukken, die voor de raad zijn bestemd en die een onderdeel van de besluitvorming van de raad uit moeten maken, worden achtergehouden. De heer Rennings spreekt nog over de voorwaarde van een of twee woningen. Dat probleem is wel aan de orde geweest. Men heeft toen gezegd dat dat niet paste in de opvattingen, zoals de raad die had verwoord in de bereid heid om over te gaan tot herverkaveling. Bij de onderhandeling over de verkoop is dat standpunt steeds uitgedragen. Hij hoopt dat de heer Rennings hier begrip voor heeft, want hij dacht dat deze brief, die al een aantal maanden oud was, niet in de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken aan de orde is geweest omdat de commissie pas in oktober 1977 is inge steld. Met betrekking tot de opmerking van de heer Kok moet hij zeggen dat als

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 69