-17- gemeenten hadden ook toen de onroerend-goedbelasting werd ingesteld het rioolrecht in de vorm van een belasting» Toen ging dit van de kaart, omdat de enige basis voor gemeentelijke belasting de onroerend-goed belasting werd» Daarnaast bestaan de mogelijkheden van het heffen van retributies. Daarvoor had deze raad gekozen. Bij retributie heeft men een zekere relatie» Nu is dat geen relatie die optimaal en perfect is. Hij gelooft niet dat er een nauwkeurigere grondslag voor deze heffing te vinden zal zijn. Het college heeft ook van de raad de opdracht gehad te streven naar een uitvoerbare grondslag. Vandaar het waterverbruik als graadmeter. Hij laat in het midden dat men even goed kan pleiten dit op te nemen in de onroerend-goedbelasting dan voor heffing van een retributie. De heer van Elzakker onderschrijft het streven naar verlaging. Bij het college is dit streven ook aanwezig, althans met toepassing van die differentiatie heeft men geprobeerd om aan diegenen, die vermoedelijk erg weinig gebruik maken van die riolering, zo min mogelijk toe te kennen. De heer van Elzakker zegt wel iets te voelen voor het voorstel van de Werknemersfractie, alleen moet het tekort niet bestreden worden uit de post onvoorzien maar uit de algemene middelen. De post on voorzien is het saldo van al die andere bestedingen. Uiteindelijk, de heer van Hoof zegt dit in feite ook, brengt men het tekort voor dit jaar ten laste van de post onvoorzien. Voor de toekomst betekent dit toch een noodzaak tot verhoging. Het lid VAN ELZAKKER zegt dat hij graag zou zien dat er een vast bedrag van de opbrengst van de rioolretributie genomen wordt om dit ten laste te brengen van de algemene middelen. Zo had hij het voorstel van de Werknemersfractie gezien willen hebben. De VOORZITTER zegt dat de heer van Hoof dit in feite ook bedoeld heeft» Alleen doet deze dit uit vrees dat de hoge post onvoorzien niet helemaal besteed wordt. Bij het afsluiten van dit jaar zou het restant overgebracht worden naar de reserve. Hij vindt dit zonde en het zou ook jammer zijn. Het college hoopt te zorgen dat die vrees niet uit zal komen. Het lid VAN HOOF zegt dat men duidelijk moet stellen dat het besteden van de post onvoorzien extra is boven de begroting. De VOORZITTER zegt dat de raad een pakket wensen op tafel heeft ge legd, wat ook niet weinig was. Dat is ook extra. Als die 486.000,uitgegeven worden in de sfeer van de wensen, die de raad op tafel heeft gelegd en waarin niet meer die ruimte van 122.000,zit - dit verwacht hij op grond van de vele wensen - dan betekent dit dat men volgend jaar wel genoodzaakt is om dat bedrag te heffen. De heer van Hoof heeft dit ook gezegd. Het leidt op enig moment tot verhoging van de onroerend-goedbelasting. De heer van Hoof zegt dat het wegvallen van de verfijning historische stadskernen niet aan de orde is. Dat klopt gelukkig, maar het is wel zo dat men zich moet realiseren dat dat bedrag, wat men daaruit heeft, een bij zondere meevaller is. Er staan geen onkosten tegenover. Als dat be drag wegvalt dan zou men werken, die daarmee gedaan worden, op een andere manier moeten financieren. De meerderheid van het college stelt voor de retributie in stand te laten. Het is een aanvaardbare grondslag, Het is een hele redelijke benadering van onze burgers. Met de differentiatie, die aangebracht is, komt men ten opzichte van de jaren, die achter ons liggen, ook tegemoet aan het verschil wat er toch eigenlijk naar alle redelijkheid gerust in mag zitten. Daarom zegt hij niet dat het niet jammer is dat er bij het afsluiten van de rekening grote bedragen over zijn. Het overhouden van die be dragen is voor het college aanleiding om duidelijk de post onvoorzien

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 55