-13-
sequentie van het voorstel dat door de werknemersfraktie wordt gedaan.
Als het geen retributie blijft, maar opgenomen wordt in een belasting,
dan betekent dit dat iedere relatie met enige dienstverlening van de
kant van de gemeente weg is en dat het een door de gemeente eenzijdige
opgelegde belasting wordt. Nu moeten diegenen, die van het stelsel
gebruik maken, een bijdrage leveren. Zij die in het buitengebied
wonen en niet zijn aangesloten betalen dus niets. De heer Brouwers
heeft gelijk als hij zegt dat de raad alle inkomstenbronnen vrijelijk
kan afschaffen. Dat kan in de eerste plaats in de mate van de ruimte,
die er overblijft bij de andere middelen en in de tweede plaats in
de mate v/aarin de raad het redelijk vindt af te stappen van het feit
dat er een relatie is.
Als men voor dit laatste kiest dan betekent dit dat de niet-aange-
slotenen natuurlijk flink gaan meebetalen en dat de relatie met het
gebruik gewoon wegvalt. De overtuiging dat in de toekomst de riool
retributie wordt afgeschaft is natuurlijk toch wel speculatief.
De vergelijking met de plantsoenen gaat niet helemaal op. De wijze
waarop gebruik gemaakt wordt van plantsoenen is toch wel een heel
andere dan de wijze waarop gebruik gemaakt wordt van een rioleringstel
sel.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de voorzitter toch duidelijk heeft vast
gesteld dat het zwaartepunt ligt tussen 50 en 150 m3. Hij vindt dat
eerder een versterking van zijn wens dan een verzwakking. Het ligt
voor de hand dat men zou kunnen spreken van een verkeerde grens.
Maar juist de grens ligt nu midden in de grootste groep verbruikers.
Daardoor ortstaat toch een zekere willekeur. In die zin dacht hij
dat het toch juister zou zijn de differentiatie hier niet op die wijze
te laten plaatsvinden. De heer Rennings vroeg ook al of het wel een
differentiatie is als 90$ van de aangeslotenen hetzelfde bedrag be
talen. Hij zegt dan dat dit heus wel differentiatie is. Alleen die
90$ valt binnen die toch wel grote grenzen en wordt op een redelijke
wijze aangeslagen. De differentiatie hangt namelijk af van de af
standen tussen de grenzen. Juist zijn betoog is er op gericht dat de af
stand eigenlijk kleiner is dan men denkt. Natuurlijk blijft men altijd
zitten met het feit dat de grens wat absoluut is.
Verder wil hij nog ingaan op het voorstel, gedaan door de heer Brouwers.
Op de eerste plaats moet hem van het hart dat de heer Brouwers de
raadsleden niet in de gelegenheid heeft gesteld tijdig voor de raads
vergadering dat stuk te kunnen bestuderen; het is toch op papier gesteld.
Er blijken evenveel redenen te zijn om zowel hier voor als hier tegen
te zijn. Op de eerste plaats wil hij de redenen noemen die ertegen
pleiten. De onroerend-goedbelasting is een nogal grof middel, omdat
wel de opbrengstcijfers van de rioolretributie vermeld staan, maar niet
wat de gebruiker gaat betalen, inclusief de verhoging van de rioolre
tributie. Oppervlakkig kan men hier wel een slag naar slaan, wanneer men
er van uitgaat dat men voor de allergrootste groep uitkomt op een
gedeeltelijke vermindering en een gedeeltelijke vermeerdering.
Men gaat dan namelijk uitkomen op 68,voor de groep van 0 - 100 m3.
Dit is 8,meer dan in voorstel I A staat vermeld. Men gaat uitkomen
op 83,voor de tweede groep. Dit is 7tminder dan in voorstel
I A. Be rest zal dan beduidend meer moeten gaan betalen. Nu is er niemand
die hem ervan verdenkt een voorstander te zijn van het met veel
egards benaderen van het bedrijfsleven. Dit in de onroerend-goedbelas
ting brengen is voor hem een te grof middel, daar hij die cijfers niet
kent. Stel hier bij de allergrootste gebruikers naast, wat dit voor de
ene grootverbruiker betekent - met een pand, wat een betrekkelijk ge
ringe economische waarde heeftmaar met een groot waterverbruik - en