-12- Na opheffing van de schorsing zegt de VOORZITTER allereerst het stand punt van het college duidelijk aan de raad kenbaar te willen maken met betrekking tot de suggestie van de fractie van de heer Brouwers. De meerderheid van het college is van mening dat het aanbeveling ver dient toch het voorstel genoemd onder I A te handhaven, omdat men van mening is dat door deze retributie over te brengen naar de onroerend- goedbelasting er een stuk ruimte gehaald wordt uit die van de onroerend- goedbelasting, die toch wellicht wel eens nodig zal zijn. Dit wil hij graag toelichten. De ruimte die er in zit is een half miljoen gulden. Die ruimte heeft men nog niet moeten benutten, omdat men van de rijks overheid via een verfijningsregeling een bedrag van een half miljoen gulden per jaar ontvangt vanwege het stratenbeloop in de kom. Het lid VAN HOOF zegt de voorzitter te willen interrumperen. Naar zijn mening is er geen ruimte van 500.000,maar van 800.000,Dit is toch een wezenlijk verschil. De VOORZITTER zegt dat dat klopt. Van dat bedrag behoeft echter geen 500.000,gebruikt te worden wegens het feit dat van C.R.M. een bijdrage via de verfijningsregeling ontvangen wordt. Nu is het speculatief om zich te gaan afvragen of zo'n subsidie, ge koppeld aan het stratenbeloop, erg kwetsbaar is als men in regerings kringen aan bezuinigingsvoorstellen gaat denken. Hij dacht dat het toch realistisch is rekening te houden met het feit dat een dergelijke verfijningsregeling zou kunnen vervallen. Vervalt die niet dan is dat nog heter, want dan behoeft men de ruimte die daarvoor in de onroerend- goedbelasting aanwezig is, helemaal niet te gebruiken. Daartegenover staat dat voor wat het jaar 1978 betreft het college de intentie heeft om bij de raad met voorstellen te komen om de post onvoorzien, waar door het voorstel van de werknemersfractie nu 122.000,afgehaald wordt, te gaan besteden. Vandaar dat het college zegt dat het voor een reële dienstverlening, althans voor het gebruik van een voorziening die door de gemeente wordt geboden in de vorm van een rioolstelsel, redelijk is dat een retributie in stand blijft en dat bedrag niet ten laste van de post onvoorzien te laten komen en in feite voor de komende jaren niet ten laste te brengen van de onroerend-goedbe- lasting. De heer van der Graaf voelt wel iets voor het voorstel I A. Alleen vindt deze dat de sprongen nogal groot zijn en dat alles vrij dicht bij elkaar zit. Hij dacht dat er toch een redelijke spreiding was onder die 200 kubieke meter. Hij heeft op die lijst gezien dat er iemand was met een waterverbruik van 14 m3° Hij denkt dat het merendeel tussen de 50 en 150 m3 zal zitten. Iedere grens is natuurlijk keihard. In het voorstel van de heer van der Graaf is dat bij de overgang van 200 naar 201 m3 Het college dacht dat het dan toch aanbeveling verdient het zo te laten, zoals onder I A is voorgesteld en niet verder te differentiëren want als men van 0 - 200 m3 een bedrag gaat hanteren dan krijgt men hetzelfde probleem als waar men mee zat met de 86,namelijk dat er geen sprake is van differentiatie. Het college stelt voor om het voorstel I A te handhaven en het amendement van de heer van der Graaf niét over te nemen. De opmerking van de heer Rennings ten aanzien van de bedragen van 60,en 90,spreekt uit taktische overwegingen wel aan. Het was natuurlijk wat gemakkelijker als men kon zeggen dat in de nieuwe opzet 90 geen verhoging krijgt. Uit de woorden van de heer Rennings heeft hij wel begrepen dat deze bedragen van 60,en 90,wil accepteren. De heer Rubbens vroeg of het alleen voor de aangeslotenen zou gelden of ook voor hen, die in het buitengebied wonen. Dat is nu net de con-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 50