-10- verdwenen. Wanneer hij naar de verschillende opstellingen kijkt dan ontdekt hij dat de groep I A wel zijn voorkeur heeft. Dit lijkt hem het meest tegemoet te komen aan de wensen, welke de raad heeft geuit. De opbrengst is zodanig dat men niet behoeft te zeggen dat men naar beneden gaat, met andere woorden uit andere middelen behoeft niet veel te worden bijgepast. Toch heeft hij het gevoel dat de sprong tussen O - 100 m3 en 101 - 200 m3 te groot is. De grote massa zal zitten rond de 100 m3 waterverbruik. Dit betekent dat men de sprong tussen 60, en 90,eigenlijk te groot maakt om rechtvaardig te zijn. Dit leidt bij hem tot de overweging dat het toch de voorkeur zou verdienen ook in verband met de perceptiekosten om de groep van 0 - 200 m3 als één groep te beschouwen. Aan deze groep zou men een bedrag van 75, kunnen vragen. Als men dit doet dan kosnt hij tot de conclusie dat men een te grote sprong gaat maken tussen de eerste en tweede groep. Hij zou daarom het volgende willen voorstellen. Een tarief van 75,hanteren voor de groep o - 200 m3 en 115,voor de groep 201 - 300 m3 en verder de rest handhaven. Als hij het goed heeft uitgerekend geeft dit een meer opbrengst van ruim 2.000, Het lid RENNINGS zegt enige erkenning te merken voor hetgeen door zijn fractie vorige keer is gesteld. Het blijkt dat er veel uit de discussie van vorige maand is overgenomen. De wijze waarop alles is uitgerekend schenkt hem alle voldoening. De argumenten kan hij er ook in terug vinden als hij kijkt naar de differentiatie, welke er gemaakt is. In de variant, ivaaraan het college de voorkeur geeft, vindt men de meeste differentiatie terug. Ook naar beneden en daar ging het om. Met name was gezegd dat mensen die weinig van het rioolstelsel gebruik maken een lage bijdrage moeten leveren. Ook voor de perceptiekosten is hij niet bang. De specificatiedie isgpgeven, is niet ingewikkeld. Als men er toe overgaat om het waterverbruik van een jaar voor vijf jaren als grondslag te nemen dan zal dat zeer eenvoudig werken. Enige teleurstel ling heeft hij er wel mee. Waarom hanteert men niet 56,en 86, Hiermede bereikt men dat 9^% der bevolking geen hogere lasten krijgt. Hij wil niet zover gaan om van dergelijke minimale verschillen een punt te maken. De voorkeur van zijn fractie gaat uit naar voorstel I A. De argumenten voor het degressief tarief kan zijn fractie niet volledig onderschrijven. Verder wil hij nog ingaan op het amendement van de heer van der Graaf. Ofschoon dit op het eerste gezicht aantrekkelijk is, moet hij zeggen dat het voor zijn gevoel toch te weinig tegemoet komt aan de algemene wens dat men, met name met de alleenstaanden en eengezinshuishoudens rekening moet houden. De minister heeft met name gewezen op het feit dat men zich meer moet toeleggen op het gebruik. Hij ziet niet in dat men van differentiatie kan spreken als men voor 90% hetzelfde tarief hanteert. Het lid RUBBENS zegt te vallen vragen of deze bijdrage alleen maar door hen, die op de riolering zijn aangesloten, betaald moet worden. Zijn er mensen die in het buitengebied wonen en die ook deze bijdrage moeten betalen, zo vraagt hij. Het lid BROUWERS zegt dat hij namens zijn fractie alle waardering wil uitspreken voor het feit dat er nu een stuk is geproduceerd, dat meer inhoud heeft. Verder overweegt het college de door zijn fractie geopperde stelling om de lasten tengevolge van het riool te bestrijden uit de opbrengst onroerend-goedbelasting. Er is een bekend Chinees spreekwoord luidende: "Een reis van duizend mijl begint bij de eerste stap." Hij veronderstelt dat de eerste stap is gedaan door het overwegen. Het college blijft toch nog op het standpunt staan dat er in de belasting

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 48