-26- lijnen in de vorm van een verordening vaststelt. Hij heeft er geen enkele moeite mee dat de voorbereiding van de grondverkopen zich dan afspeelt binnen het college van burgemeester en wethouders. Hij wil er wel op wijzen dat het niet uitsluitend om de voorbereiding gaat. Wanneer men bijvoorbeeld kijkt naar punt 5, waar de ontheffing en boete genoemd wordt, dan ziet men dat dit pas aan de orde komt wanneer de raad een uitspraak heeft gedaan. Er zijn nog meer van die punten te vinden, met andere woorden het is niet uitsluitend een kwestie van voorbereiding. Dit is ook een reden om te zeggen dat dit een verordening moet zijn. V/at betreft de sociale binding dacht hij dat men het daarover eens is. De voorzitter heeft nog gezegd dat men aan deze richtlijnen niet direct recht kan ontlenen. Hij zou dat wel willen. Wat betreft de termijn van 7 jaren zegt de voorzitter dat dit arbitrair is. Hij is het hiermee eens. Het gestelde dat gedurende drie maanden de woningen alleen aan Oudenbossche gegadigden mogen worden toegekend verdraagt zich niet met het voorgaande. Er kan op zijn minst een enorme verwarring over ontstaan. Er is geen antwoord gegeven op zijn opmerking over het eigen gezin. Hij neemt aan dat men geen moeite zal hebben toch toe te staan dat iemand in zijn woning blijft wonen met een ander gezin. Dit zal wel op de een of andere manier gewijzigd worden. Van het boetebeding ad. 50$ is hij aardig overtuigd. Hij wil die bepaling wel aangevuld zien met een alternatief. Waarom zou men iemand dwingen daar te blijven wonen. Dit heeft geen enkele zin, als die woning bestemd is en blijft voor een Oudenbossche inwoner. In het koopcontract zal het alternatief moeten komen dat die boete verbeurd wordt, tenzij die woning weer wordt ver kocht naar analogie van deze richtlijnen. Hij wil wel wijzen op een catagorie mensen waar men wel eens moeite mee kan krijgen, bijvoorbeeld rijksambtenaren, die elders gedetacheerd worden. Men moet alles proberen te ondervangen. Men mag doen wat men wil mits de feitelijke situatie maar gehandhaafd blijft, met andere woorden de woning bewoond blijft worden door een Oudenbossche inwoner of iemand anders, die er volgens het puntensysteem voor in aanmerking komt. Alles bij elkaar genomen is hij van mening dat de raad deze richtlijnen niet moet aanvaarden. Op dit moment zouden enkele principe besluiten genomen moeten worden, waaronder dat of deze voorwaarden richtlijnen moeten zijn of in een verordening vastgelegd moeten worden. Deze richt lijnen kunnen voorlopig worden gehanteerd, totdat de definitieve verordening is vastgesteld. Het lid RENNINGS zegt dat hem de noodzaak van een verordening ontgaat. Voor de inrichting van een bepaald grondgebied stelt de raad bestem mingsplannen vast. Dat zijn voor hem niets anders dan richtlijnen, en ook geen verordeningen. Het zijn richtlijnen waaraan de raad en het college zich moeten houden bij de inrichting van de ruimte. Deze richt lijnen zijn evengoed openbaar als verordeningen. Verder ziet hij niet in waarom de raad bij de voorbereiding alle alternatieven en alle andere kandidaten moet zien. Hij kan zich wel vinden in de ingediende amendementen ten aanzien van punt g en 2. Ook kan hij zich vinden in de toevoeging aan punt 5» Het lid BROUWERS zegt mee te kunnen gaan met hetgeen de heer Rennings zojuist stelde. Hij wilde nog wel attenderen op hetgeen de heer van der Graaf in tweede instantie met het voorbeeld van de rijksambtenaar naar voren bracht. Deze zal in ieder geval de ontheffing kunnen krijgen. Zou men dit anders gaan redigeren dan komt men tot dezelfde moeilijk heid als indertijd met het doorstromingsfonds. Hierin was opgenomen dat de woning beschikbaar moest komen voor een voor burgemeester en wet houders aanvaardbare woningzoekende.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 26