-25-
er aan de andere kant toe leidt dat onze eigen mensen in hun vrij
heid beperkt worden, dan moet men een keuze maken. Het is eigenlijk
een bevoordeling van onze eigen inwoners. Daartegenover staat
dat het ook gaat om onze eigen grond, welke reuze schaars begint te
worden. Het college dacht dat het alleszins redelijk was om het op deze
manier te doen.
Het lid VAN HOOF zegt dat de voorzitter uitvoerig is ingegaan op de vragen
welke in eerste instantie zijn gesteld. De voorzitter zei dat het niet
nodig was om het door de heer van der Graaf voorgestelde punt c erbij
te betrekken. Hij is van mening dat dit wel noodzakelijk is, vooral
als men punt g laat staan, want dan vallen mensen, die van buiten
komen, buiten deze regeling.
De VOORZITTER zegt dat de heer van der Graaf dat niet bedoelde. Deze
wilde namelijk de vier indicaties, die daaronder staan verheffen tot
categorie c.
Het lid VAN DER GRAAF zegt in eerste instantie verwezen te hebben naar
punt g, dus naar iemand, die niet in deze gemeente woont en toch een
aantal punten krijgt. Dit duidt op iets anders, namelijk op een sociale
gebondenheid met Oudenbosch. Dit is de hoofdreden waarom hij zegt dat
dit dan ook in de aanvang genoemd moet worden als een van de categorieën.
Het lid VAN HOOF zegt dat de voorzitter heeft meegedeeld dat er nog
andere mogelijkheden zijn. Hij vraagt zich nu af of er dan al richt
lijnen zijn of niet. Als er al richtlijnen zijn dan zouden die ook al
toegepast moeten worden. Verder heeft de voorzitter gesproken over spe
culaties, welke men wil verhinderen. Hij vindt dat, als iemand zijn
woning verkoopt, hij al een straf krijgt door twee punten in mindering
te brengen. V/at betreft de stijging in waarde speelt de inflatie toch
ook een rol. Het is dus niet allemaal pure winst. Hij blijft het per
centage onredelijk vinden. Hij zou een percentage van 10 voldoende achten.
De voorzitter zegt dat dit geen verordening behoeft te zijn. Hij vindt het
dan toch maar een vrijblijvende zaak. Hij vindt dat dit zodanig geregeld
moet worden dat het voor iedereen in gelijke mate geldt en dat men zich
daarop ook kan beroepen. Deze zekerheid wil hij duidelijk inbouwen.
Verder zou hij nog graag opheldering willen krijgen over punt 5> daar
hij dit niet goed heeft begrepen.
Het lid VAN DER GRAAF zegt een paar uitgangspunten te willen noemen,
waarom hij het een en ander gewijzigd wil zien. Op de eerste plaats
hecht hij er aan dat de inwoner en toekomstige inwoner van Oudenbosch
weet dat hij gebruik kan maken van rechten, althans van zaken, die op
een zodanige wijze zijn vastgesteld dat hij weet waar hij aan toe is.
Daarom wenst hij dat deze richtlijnen het karakter hebben van een ver
ordening. Een tweede uitgangspunt is dat hij van mening is dat juist in
gevallen als deze dit in handen moet zijn van niet te veel mensen,
behalve de eind-beslissing. Voor hem is het goed wanneer er ergens staat
behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders, omdat dit past bij
die filosofie dat die voorbereidende handelingen bij verkoop van grond
in handen is van het college. Gezien het eerste uitgangspunt moet men
dan toch de mogelijkheid hebben dat men in beroep kan gaan als men van
mening is dat er niet juist gehandeld is. De voorzitter zegt wel dat de
raad de eind-beslissing heeft, maar de raad krijgt echter een voorstel
aangeboden. Alleen krijgt de raad geen alternatieve voorstellen aan
geboden, als er bijvoorbeeld 10 gegadigden voor een bouwkavel zouden
zijn. De raad moet werken met het voorstel van het college. De andere
negen verzoeken zijn niet tot de raad gekomen, tenzij de mensen zelf
attent gemaakt worden op de aanwezigheid van een verordening. Men moet
zelf aan de hand van een verordening kunnen beoordelen of men op de
juiste wijze behandeld wordt. Daarom staat hij er op dat men deze richt-