-2k- in beroep kunnen gaan. Hij hoopt dat men dit op een zodanig tijdstip doet dat er nog kavels over zijn. Aan de categorie c van de heer van der Graaf is volgens hem geen behoefte. Het gaat om het toepassen van die indicaties als er sprake is van een gelijk puntenaantal. De heer van der Graaf zegt dat als mensen al meer dan tweemaal een woning hebben gekocht zij dan van hem gerust nog eens aan bod mogen komen als zij maar binnen deze richtlijnen blijven. Deze richtlijnen zeggen weinig over de wijze waarop men verkoopt. Het is niet iets waaraan iemand zo maar rechten kan ontlenen. Als iemand meent voor een stuk grond in aanmerking te komen dan kan hij zich altijd tot de raad wenden en om een aparte behandeling vragen. Niemand kan dat de raad beletten. Het zou voor gedeputeerde staten geen reden zijn om deze richtlijnen dwingend voor te schrijven. Met de suggestie om de economische binding anders te formuleren heeft hij geen enkel probleem. Hij dacht dat men al kon volstaan met gewoon economische binding. De heer van der Graaf vraagt waarom bij punt d 7 jaren staat. Eigenlijk is iedere termijn arbitrair. Het college heeft eigenlijk een garantie willen hebben voor het feit dat er duidelijk sprake is van een sociale binding. Dat heeft men willen verwoorden met hetgeen er bij punt d staat. Met be trekking tot punt g maakt de heer van der Graaf terecht de opmerking dat men mensen vertrapt, die niet hebben kunnen weten dat zij dat alleen maar konden voorkomen als zij hun huis zouden verkopen of ver huren aan ingezetenen. Wat dat betreft is het wel mogelijk om overleg te plegen om tot een bijstelling te komen. Het college heeft de raad een voorstel gedaan waarin men toch twee verschillende voorstellen moet onderscheiden. In het eerste stuk, bij die puntentelling, gaat het om de verkoop van individuele kavels. In het tweede stuk gaat het om de verkoop van bouwgrond aan bouwondernemers. Hierbij kan men moeilijk zeggen dat deze regeling wordt toegepast. Men kan wel naar analogie van de puntentelling handelen. Men praat dan in de geest van het besluit, zoals dat genomen is bij de verkoop van 17 kavels in Spui-Zuid. Als er zich dus meerdere ingezetenen aanbieden om een woning te kopen dan is het ook de bedoeling deze puntentelling toe te passen. Wat betreft de termijn van drie maanden of het onder de kap zijn zou men tot een eenvoudigere formulering kunnen komen. Hij dacht dat men toch ook rekening moet houden met de problemen waar een bouw ondernemer mee zit. De heer van der Graaf vindt het boetebeding erg hoog en werd daarin gesteund door de heer van Hoof. Men moet wel in de gaten houden dat speculaties moeten worden, tegengegaan. Als de ont wikkeling van de prijzen van onroerend-goed gaat zoals in de afgelopen jaren dan zit men na twee jaar op meer dan 50stijging van de waarde. Het boetebeding moet toch een stuk bedreiging inhouden. Men zal dit moeten blijven voelen en het moet een argument zijn om er van af te zien. Als men na vier jaar, bij een dergelijke prijsontwikkeling zijn huis verkoopt, dan draagt men die 50% af, daar men toch 100% winst heeft gemaakt. Men schiet dan toch het doel voorbij, want er is dan toch nog speculatie mogelijk. Men zou dan kunnen concluderen dat men toch aan de lage kant zit. Het college heeft duidelijk willen proberen dit te voorkomen. Wat betreft die ontheffing moet hij zeggen dat de interpretatie van het college en van de heer van der Graaf betreffen de het wel of niet redelijk zijn van die vrijstelling dezelfde zal zijn. Als de raad zegt dat hij het vrijstellingsbeleid in die verkoopvoor waarden aan zich wil houden, dan heeft het college daar geen problemen mee. De heer van Hoof zegt dat er een vrijheid van handelen aanwezig moet blijven. Dit is hem uit het hart gegrepen, maar als die vrijheid

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 24