-15- ander artikel dan artikel van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een schadevergoeding kan krijgen» Het lid KOP JANSEN zegt dat de commissie de aanvrage van de heer Bartels, zoals die luidt bekeken heeft» Deze commissie is tot de con clusie gekomen dat op deze basis geen sprake is van schade» Een verzoek om schadevergoeding voor het wegvallen van de uitrit is niet ingediend. Het lid VAN HOOF zegt het met de argumenten van de heer Rubbens vol ledig eens te zijn. Iemand verliest het recht van uitweg» Dit is in ieder geval een eigendomsrecht» Als dat recht wegvalt dan lijdt men schade. De mate waarin schade geleden wordt, kan discutabel zijn. Hij zou voor willen stellen dat het college met de heer Bartels hier over gaat praten. Zonder meer afwijzen van enige schade vindt hij on rechtvaardig. Hij is de mening toegedaan als de heer Bartels met rechtskundige hulp deze zaak bij hogere instanties aan de orde stelt dat de heer Bartels dan het gelijk aan zijn kant zal hebben» Het lid VAN DER GRAAF zegt de heer Rubbens op een punt te willen corrigeren. De inhoud van de discussie, die gevoerd is in deze raad heeft zich voornamelijk bevragen op het terrein dat men het gevoel had dat er onvoldoende argumentatie aangevoerd was door het college. Daarom heeft de raad geen besluit genomen» Op zijn voorstel heeft men een commissie van onderzoek ingesteld. Dit is in weze heel iets anders dan hetgeen de heer Rubbens stelt, namelijk dat de raad van oordeel was dat er een schadevergoeding toegekend moest worden. De commissie zegt nu met de nodige zorgvuldigheid dat niet gebleken is dat er schade is. Laat staan dat er sprake is van onevenredige schade zoals de wet dat eist. Dat is de reden waarom hij zich kan vinden in het preadvies. Het lid KOK zegt geen afbreuk te willen doen aan de commissie» Hij denkt dat artikel ^9 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voldoende flexibel is om een schadevergoeding toe te kennen. De VOORZITTER zegt dat het college vorige keer voorgesteld heeft om het verzoek van de heer Bartels af te wijzen. De commissie is in feite tot dezelfde conclusie gekomen» De heer Bartels heeft even eens aan de commissie niet aan kunnen tonen dat de vergoeding, die hij vraagt, aannemenlijk is. Dat wil niet zeggen dat de heer Bartels aan het eind van zijn mogelijkheden is. Hij heeft nog beroepsmoge lijkheden bij hogere instanties. Het college kan moeilijk met een an der voorstel komen omdat er niet aangetoond is welk bedrag aan schade vergoeding dan wel uitbetaald zou moeten worden. Het lid RENNINGS zegt dat er best sprake kan zijn van schade. Hij denkt dat men er niet aan kan ontkomen om het advies van de com missie te volgen. In het midden latend of op andere gronden een schade voor het vervallen van een eigendom toegekend moet worden. Hij denkt dat men dat op een heel andere wijze moet benaderen» Hij wil op dit moment niet zover gaan door te zeggen dat er in z'n geheel geen schade is. Het lid VAN HOOF zegt dat men bij het bestuderen van de stukken een taxatie-rapport ziet van een beëdigd makelaar. Nu kan men lang en breed blijven praten. Het niet meer hebben van een uitrit is geen reden tot het hebben van schade. Schade kan alleen ontleend v/orden aan het gebruik ervan» Op die gronden vraagt de heer Bartels schadevergoeding. Dat wordt berekend zoals weergegeven in het taxatierapport» Er is v/el met de heer Bartels te praten over de hoogte van het bedrag. De heer Bartels lijdt schade. Het zonder meer afwijzen van het verzoek vindt hij niet

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1978 | | pagina 159