-17-
andere bevordert» In zijn fractie is daarover erg lang gediscuteerd»
Het gegeven was: is de burger als klant gediend met een concurrentie
positie binnen het winkelbestand» Daarbij zou die doorbraak een belang
rijke rol kunnen spelen. Het zal iedereen duidelijk zijn dat bij een zekere
concurrentie de burger gebaad zal zijn.
Met betrekking tot de kwestie rondom de Brouwerijstraat is hij gelukkig
dat het college voor de invulling van dat gebied met een gestructureerde
inspraak komt. Met het antwoord op zijn opmerking over artikel 3 is hij
het niet eens. Door het gestelde in het 2e lid wordt namelijk afbreuk
gedaan aan het gestelde in het 1e lid. Hij is het ook niet eens met de
opmerking dat dit soort zaken in de commissie voor algemene en bestuurlijke
zaken aan de orde zal worden gesteld. Wanneer dit gaat gebeuren dan vindt
hij dat de raad onrecht wordt aangedaan. Zijn fractie is van mening dat
dit soort zaken tot de competentie van de raad moet blijven behoren.
Met betrekking tot het antwoord op zijn opmerking over pagina k2 van de
toelichting moet hij zeggen dat het om de rechtsgelijkheid gaat. Er zijn
ook andere bedrijven die te zijner tijd wel uit willen breiden. In die
zin vindt hij dat de rechtsgelijkheid niet volledig gehonoreerd wordt.
Het is nu al zo dat men nauwelijks problemen heeft met een aantal indus
triële bezigheden binnen de kom. Deze kunnen zich zodanig ontwikkelen
dat men over 10 jaren op zijn schreden terug zou willen komen. Dan zijn
er bij die bedrijven waarschijnlijk investeringen en beloften gedaan als
mede verwachtingen gewekt» Dan krijgt men teleurstellingen. Voor degenen
die het betreft ziet hij dat als een stuk bescherming. Volgens hem is het
beter om de bestaande situatie te handhaven en verder geen uitzonderingen
in het plan op te nemen. Hij denkt dat men hiermee niet alleen de rechts
gelijkheid van het geheel maar zeker de rechtszekerheid naar de betrokkene
zelf wat duidelijker maakt.
De VOORZITTER schorst de vergadering Voor nader overleg»
Na opheffing van deze schorsing zegt de VOORZITTER met betrekking tot de
opmerking van de heer van der Graaf over detoepassing van artikel 11 van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening namens het college graag toe dat dat
eigenlijk vanzelfsprekend moet gebeuren via een vooroverleg met de com
missie voor algemene en bestuurlijke zaken. Met betrekking tot de tot
standkoming van het warenhuis moet men zich realiseren dat de bescherming
tegen ontwikkelingen,die misschien niet gewenst zijn, pas begint als een
voorbereidingsbesluit genomen is. Het warenhuis is nu naar de mening van
het college een realiteit» Inzake de opmerking van de heer Kok betreffende
de randwegen moet hij zeggen dat hij gepoogd heeft dat te beantwoorden
in zijn reactie op hetgeen de heer Kessel gesteld heeft ten aanzien van
de verkeersmaatregelen. Voor zover dat van belang is bij het Komplan is
dat iets wat bij de inrichting van de kom aan de orde zal komen.
Overigens komt de problematiek ten aanzien van de randwegen in deze raad
aan de orde bij het verkeerscirculatieplan.
Met betrekking tot de parkeerbestemmingen, die het college adviseert te
leggen behalve die waarvan de bestemming teruggebracht wordt op Tuin en
Erf I moet men in het plan alternatieven bestemmen voor de parkeerruimte,
die wegvalt» Daarvoor bestemt men nu, maar het moment waarop men tot de
uitvoering overgaat, is afhankelijk van de ontwikkelingen binnen het Kom
plan met betrekking tot de realisering.
Ten aanzien van de passage is het college van mening dat het advies aan
uw raad gehandhaafd moet worden.
Met betrekking tot de opmerking van de heer Brouwers moet hij zeggen dat
artikel 3i lid 2 in strijd is met artikel 3> lid 1= Dat is zo omdat het
bedoeld is om een vrijstellingsmogelijkheid te geven.